ECLI:NL:RVS:2014:4730

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
201404210/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgtoeslag en rechtmatig verblijf van een vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin het beroep tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit, genomen op 21 augustus 2013, stelde de aan [appellante] toe te kennen voorschotten zorgtoeslag over 2013 vast op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen had het bezwaar van [appellante] tegen dit besluit ongegrond verklaard op 8 oktober 2013. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 8 april 2014, waarna [appellante] in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 november 2014 behandeld. Tijdens de zitting was [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M. Wiersma, en de Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellante] recht heeft op zorgtoeslag, gezien haar verblijfsstatus. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had haar verblijfsvergunning ingetrokken, waardoor zij van 1 september 2012 tot 5 augustus 2013 niet rechtmatig in Nederland verbleef.

De Afdeling overweegt dat de aanvraag van [appellante] voor zorgtoeslag over 2013 niet kan worden gehonoreerd, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf. De rechtbank had terecht geoordeeld dat [appellante] geen aanspraak kon maken op zorgtoeslag voor de periode van 1 juni 2013 tot en met 31 december 2013, aangezien zij erkende dat zij vanaf 10 april 2013 geen recht had op zorgtoeslag. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201404210/1/A2.
Datum uitspraak: 24 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 april 2014 in zaak nr. 13/4841 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de aan [appellante] toe te kennen voorschotten zorgtoeslag over 2013 opnieuw vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 8 oktober 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] tegen dat besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 november 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, werkzaam bij die dienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, kan de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft geen aanspraak maken op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van een beschikking van een bestuursorgaan.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) geldt deze wet voor inkomensafhankelijke regelingen.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, heeft, indien aan een vreemdeling tijdens een rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) een tegemoetkoming is toegekend, de omstandigheid dat hij aansluitend aan dit verblijf rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, onder g of h, van die wet niet tot gevolg dat hij daardoor zijn aanspraak verliest op eenzelfde tegemoetkoming gedurende de periode van laatstgenoemd verblijf.
De Wet op de zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling als bedoeld in artikel 1 van de Awir.
2. De Afdeling overweegt allereerst dat, zoals ook ter zitting aan de orde is gesteld, uit de overgelegde stukken blijkt dat [appellante] alleen bezwaar heeft gemaakt tegen de vaststelling van de zorgtoeslag over 2013. Het besluit van 8 oktober 2013 betreft ook alleen de zorgtoeslag over 2013. De gronden in het hogerberoepschrift die zien op de huurtoeslag en het kindgebonden budget over 2013 worden derhalve buiten beschouwing gelaten.
3. Bij besluit van 12 maart 2013 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de verblijfsvergunning van [appellante] met ingang van 1 september 2012 ingetrokken. In dat besluit is vermeld dat zij Nederland binnen 28 dagen moet verlaten, maar de beslissing op een eventueel bezwaarschrift in Nederland mag afwachten.
4. [appellante] heeft op 31 mei 2013 een aanvraag ingediend voor zorgtoeslag over 2013. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt gesteld dat zij daar geen recht op heeft, aangezien zij als gevolg van het besluit van de staatssecretaris van 1 september 2012 tot 5 augustus 2013 niet rechtmatig in Nederland heeft verbleven, en haar verblijf vanaf 5 augustus 2013 niet is gebaseerd op artikel 8, onder a tot en met e of l, van de Vw 2000.
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft onderkend dat zij tot vier weken na 12 maart 2013 aanspraak heeft op zorgtoeslag, aangezien zij tot die tijd rechtmatig in Nederland verbleef.
5.1. Zoals ter zitting aan de orde is gesteld, heeft de aanvraag van [appellante] om zorgtoeslag als ingangsdatum 1 juni 2013. De besluitvorming ziet ook op de periode vanaf 1 juni 2013. [appellante] heeft erkend dat zij in ieder geval vanaf 10 april 2013, zijnde vier weken na 12 maart 2013, geen aanspraak op zorgtoeslag heeft. Gelet hierop heeft de rechtbank, zij het op andere gronden, het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen om [appellante] geen zorgtoeslag toe te kennen over de periode 1 juni 2013 tot en met 31 december 2013 terecht in stand gelaten.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.G. de Vries-Biharie, griffier.
w.g. Steendijk w.g. De Vries-Biharie
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2014
611.