201402231/3/A4.
Datum uitspraak: 23 december 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te Geldermalsen, en anderen om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Geldermalsen, en
2. de stichting Stichting KleurrijkWonen, gevestigd te Geldermalsen,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 januari 2014 in zaak nr. 13/7142 in het geding tussen:
[verzoeker] en [wederpartijen]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 30 mei 2013 heeft het college aan de stichting een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van zorgwoningen en gemeenschappelijke ruimten op het perceel Willem de Zwijgerweg 72 te Geldermalsen.
Bij besluit van 30 september 2013 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door [wederpartijen] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 28 januari 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] en [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 30 september 2013 vernietigd en het besluit van 30 mei 2013 herroepen. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college en de stichting hoger beroepen ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 december 2014, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. T. Steenbeek, het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.M. Leenders-van Heck, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. M.A. Grapperhaus, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Bij besluit van 25 september 2012, nummer 10, heeft de raad van de gemeente Geldermalsen het bestemmingsplan "Geldermalsen, woongebied 2011" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Bij uitspraak van 18 december 2013 in zaak nr. 201211993/1/R2 heeft de Afdeling dat besluit vernietigd, onder meer voor zover het betreft het bestemmingsplandeel waarin de beoogde zorgwoningen zijn voorzien.
In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat als gevolg van die uitspraak van de Afdeling de grondslag aan de omgevingsvergunning is ontvallen. Daarom kan het besluit van 30 september 2013 niet in stand blijven. Het besluit van 30 mei 2013 wordt zelf voorziend herroepen, aldus de rechtbank.
3. Bij uitspraak van 10 april 2014 in zaak nr. 201402231/2/A1 heeft de voorzitter van de Afdeling (thans: voorzieningenrechter) het verzoek om voorlopige voorziening van de stichting toegewezen en de aangevallen uitspraak geschorst.
De voorzitter heeft daarbij naar voorlopig oordeel overwogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat door de vernietiging van een vaststellingsbesluit van een bestemmingsplan de rechtsgevolgen van een op basis van dat plan verleende omgevingsvergunning niet ongedaan worden gemaakt en dat het college de aanvraag om een omgevingsvergunning terecht heeft getoetst aan het ten tijde van het besluit op bezwaar van 30 september 2013 geldende bestemmingsplan "Geldermalsen, woongebied 2011". Naar verwachting zal de aangevallen uitspraak daarom in hoger beroep niet in stand blijven, aldus de voorzitter. Ter voorkoming van onevenredig nadeel door verder uitstel van de sloop- en bouwwerkzaamheden heeft de voorzitter aanleiding gezien de aangevallen uitspraak te schorsen.
4. Het verzoek van [verzoeker] en anderen strekt tot opheffing van de schorsing van de aangevallen uitspraak, zodat de stichting gedurende de hoger beroepsprocedure geen gebruik kan maken van de bij besluit van 30 mei 2013 verleende omgevingsvergunning.
5. [verzoeker] en anderen betogen dat de omgevingsvergunning in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan is verleend. Zij voeren in dit verband aan dat door vernietiging van het bestemmingsplan "Geldermalsen, woongebied 2011" het bestemmingsplan "Het Rot 1991" van toepassing is en een zorginstelling niet past binnen de daarin genoemde bestemming "lintbebouwing" mede bestemd "werken".
5.1. In de onder 3 genoemde uitspraak is reeds overwogen dat het college de aanvraag om een omgevingsvergunning naar voorlopig oordeel van de voorzitter terecht heeft getoetst aan het ten tijde van het besluit op bezwaar van 30 september 2013 geldende bestemmingsplan "Geldermalsen, woongebied 2011". De voorzieningenrechter ziet in hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om thans tot een ander voorlopig oordeel te komen.
6. [verzoeker] en anderen betogen voorts dat het college niet deugdelijk heeft onderzocht of het bouwplan voldoet aan artikel 3.2 van het Bouwbesluit 2012 (hierna: het Bouwbesluit).
6.1. Ingevolge artikel 3.2 van het Bouwbesluit heeft een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering met een minimum van 20 dB.
6.2. Volgens het rapport "Woonzorg gebouw Willem de Zwijgerweg 72 Geldermalsen. Akoestisch onderzoek inzake de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie." met nummer H 4618-1-RA-001 van 23 januari 2013, opgesteld door Peutz B.V., dat deel uitmaakt van het besluit van 30 mei 2013, wordt voldaan aan een minimum geluidwering van 20 dB. [verzoeker] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat de resultaten in dit rapport onjuist zijn, zodat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet valt in te zien dat het bouwplan niet aan artikel 3.2 van het Bouwbesluit voldoet.
7. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Koeman w.g. Van Grinsven
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2014
628.