ECLI:NL:RVS:2014:479
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N.S.J. Koeman
- A.H. Schoppers
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving vergunningvoorschrift 8.5
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door het college van gedeputeerde staten van Limburg, dat in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 september 2013. Deze uitspraak had het beroep van de besloten vennootschap H.T.M. Beheer B.V. gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met betrekking tot de weigering om handhavend op te treden tegen een vergunningvoorschrift. Het college had eerder, op 5 juli 2011, het verzoek van HTM Beheer om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen afgewezen. Het college stelde dat het niet handhavend optrad omdat er geen overtreding van de geurnorm was, zoals vastgesteld in een geurrapport van september 2010.
De voorzitter overwoog dat rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd en dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft. Het college had geen overtuigende argumenten aangedragen die zouden rechtvaardigen dat het nemen van een nieuw besluit op bezwaar onomkeerbare gevolgen zou hebben, mocht de uitspraak in hoger beroep niet worden bevestigd. De voorzitter concludeerde dat het belang van een efficiënte geschillenbeslechting zou worden gediend door het college de gelegenheid te geven een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De beslissing werd genomen door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, ambtenaar van staat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.