201310099/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de vereniging Wijkraad Brink & Orden, gevestigd te Apeldoorn,
2. de vereniging Wijkvereniging Berg & Bos, gevestigd te Apeldoorn,
verzoeksters,
en
de raad van de gemeente Apeldoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Park Berg en Bos en omgeving" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de Wijkraad en de Wijkvereniging beroep ingesteld.
Tevens hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 14 januari 2014, waar de Wijkraad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], de Wijkvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en bijgestaan door mr. J.H.M. Berenschot, advocaat te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Kelderhuis, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord Stichting Apenheul, vertegenwoordigd door [gemachtigde].
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het verzoek van de Wijkraad
2. Het verzoek van de Wijkraad is gericht op schorsing van het plandeel met de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "gemeentewerf". Volgens de Wijkraad heeft de raad de illegaal gevestigde gemeentewerf ten onrechte als zodanig bestemd nu reeds ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan vast stond dat de gemeentewerf zou worden verplaatst. Daarnaast acht zij de vestiging van een gemeentewerf met een oppervlakte van 8000 m2 niet aanvaardbaar, gelet op het verlies aan natuur en de overlast die dit met zich zal brengen in de aangrenzende woonbuurt. Daarbij komt dat de aan te houden afstand tot de dichtstbijzijnde woning minder dan de voorgeschreven 50 meter bedraagt, aldus de Wijkraad.
3. De raad betwist dat met het verzoek van de Wijkraad een spoedeisend belang gemoeid is. Daartoe wijst hij erop dat uitsluitend de bestaande situatie als zodanig is bestemd. Ter zitting heeft de raad daaraan toegevoegd dat de gemeentewerf momenteel wordt ontruimd en dat de gronden te koop worden aangeboden met een voorbehoud ten aanzien van de bestemming.
4. In het vorige bestemmingsplan "Apeldoorn-West" was aan de gronden de bestemming "bos met dagrecreatie" toegekend. Op grond van de planvoorschriften van dit bestemmingsplan was een gemeentewerf ter plaatse niet toegestaan. Weliswaar heeft de raad ter zitting gesteld dat uitsluitend hetgeen thans feitelijk aan bebouwing aanwezig is als zodanig is bestemd en het plan in zoverre niet voorziet in extra bouwmogelijkheden, maar de raad heeft deze stelling ter zitting niet kunnen staven met een feitelijke onderbouwing terwijl dit van de zijde van de Wijkraad gemotiveerd is betwist. De onderhavige procedure leent zich niet voor vaststelling van deze feiten, zodat de voorzitter die vraag thans onbeantwoord laat. Nu het plan de grondslag biedt voor het verlenen van (een) omgevingsvergunning(en) voor het bouwen terwijl niet is uitgesloten dat de bebouwingsmogelijkheden ten opzichte van het vorige plan zijn vergroot, acht de voorzitter het spoedeisend belang bij het verzoek van de Wijkraad gegeven. Dat, zoals de raad ter zitting heeft gesteld, de gemeentewerf momenteel wordt ontruimd, doet aan het vorenstaande niet af.
5. Gelet op de omstandigheid dat de gemeentewerf momenteel wordt ontruimd, dat van de zijde van de raad ter zitting is toegelicht dat niet wordt beoogd om dit gebruik te hervatten en dat de gronden onder voorbehoud van een nieuwe passende bestemming te koop worden aangeboden, betwijfelt de voorzitter of het toekennen van de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "gemeentewerf" aan het bestreden plandeel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de raad ter zitting heeft medegedeeld dat ten tijde van het opstellen van het plan, de plannen om de gemeentewerf te verplaatsen reeds in volle gang waren.
6. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de voorzitter aanleiding om het verzoek toe te wijzen en het door de Wijkraad bestreden plandeel ter plaatse van de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "gemeentewerf" te schorsen.
Het verzoek van de Wijkvereniging
AGOVV
7. Het verzoek van de Wijkvereniging richt zich in de eerste plaats op het plandeel ter plaatse van de voetbalvereniging AGOVV. Volgens de Wijkvereniging is dit plandeel ten onrechte buiten de planbegrenzing gehouden.
8. Voor zover de Wijkvereniging met haar verzoek om een voorlopige voorziening beoogt te bereiken dat de gronden ter plaatse van de voetbalvereniging AGOVV binnen de begrenzing van het plangebied komen te liggen, overweegt de voorzitter dat een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt - behoudens uitzonderlijke omstandigheden - te verstrekkend is. Daarbij is van belang dat ook de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure, gelet op de aard van de toetsing, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een andere planbegrenzing, zoals thans door de Wijkvereniging beoogd. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken. Voorts overweegt de voorzitter dat een schorsing van de planbegrenzing evenmin het door de Wijkvereniging gewenste effect met zich zal brengen.
Boschbad
9. De Wijkvereniging verzoekt voorts om schorsing van het plandeel ter plaatse van het Boschbad. Het verzoek om schorsing is ingegeven vanwege de verruiming van de gebruiksmogelijkheden, de vrees voor een toename van het aantal bezoekers en daarmee een toename van de parkeeroverlast in de omgeving.
10. De voorzitter constateert dat het verzoek van de Wijkvereniging niet is gericht tegen de bouwmogelijkheden die voor het bestreden plandeel zijn opgenomen, maar uitsluitend is gericht tegen de wijziging van het toegestane gebruik van de bestaande bebouwing. Doorgaans geeft een wijziging van het gebruik geen reden tot schorsing van het bestreden plandeel, omdat als in de bodemprocedure het bestreden besluit in zoverre zou worden vernietigd het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is slechts anders indien een functiewijziging van bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen, waarvan met betrekking tot dit plandeel niet is gebleken. Gelet hierop is in zoverre geen sprake van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen.
Apenheul
11. Het verzoek om schorsing heeft voorts betrekking op een toename van de bestaande parkeerdruk als gevolg van de door de Wijkvereniging verwachte toename van het aantal bezoekers door de uitbreiding van de Apenheul die het plan mogelijk maakt. De Wijkvereniging betoogt dat de thans al toegepaste oplossing voor het parkeren op piekbezoekersdagen, door middel van afsluiting van de J.C. Wilslaan en het gebruik van de weg en de bermen voor bermparkeren, in het plan ten onrechte tot standaardmaatregel wordt verheven. Volgens de Wijkvereniging staat het plan bovendien de afsluiting en het gebruik van de gronden voor parkeren niet toe. Ook betwisten zij dat het plan een parkeervoorziening aan de Felualaan mogelijk maakt.
12. De raad stelt zich op het standpunt dat het aan de Felualaan gelegen parkeerterrein als zodanig is bestemd en dat het plan voorts parkeren langs die laan en de J.C. Wilslaan niet belet, aangezien die wegen een verkeersbestemming hebben en op die wegen geen parkeerverbod geldt.
13. Daargelaten de vraag in hoeverre het plan ter plaatse van de J.C. Wilslaan en de Felualaan alsmede in de bermen van de J.C. Wilslaan parkeren toestaat, leidt dit gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Nu voorts niet is gebleken van feitelijk onomkeerbare gevolgen, ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat met het verzoek een spoedeisend belang is gemoeid dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling een voorlopige voorziening wordt getroffen. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat de Stichting Apenheul, naar ter zitting is verklaard, eerst medio september 2014 een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen zal indienen en dat niet voor 1 november 2014 met bouwen zal worden begonnen. Daarom is niet aannemelijk dat een eventuele toename in de parkeerdruk ten gevolge van de beoogde uitbreiding van de Apenheul zal optreden voordat de Afdeling op het door de Wijkvereniging ingestelde beroep heeft besloten.
Bosweide
14. Het verzoek van de Wijkvereniging is voorts gericht op schorsing van het plandeel ter plaatse van de Bosweide. Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de Bosweide is het verzoek om schorsing ingegeven vanwege de vrees voor evenementen met meer dan 10.000 bezoekers. Volgens de Wijkvereniging is dit gebruik in de planregels niet uitgesloten noch begrensd en zijn de gevolgen voor de geluidbelasting op de woningen in de omgeving en de gevolgen voor de parkeerdruk niet onderzocht.
15. In het plan is aan de gronden ter plaatse van de bosweide de bestemming "Natuur" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - bosweide".
Op grond van artikel 8, lid 8.1, onder h, van de planregels, zijn de gronden met deze bestemming en aanduiding bestemd voor het houden van evenementen.
Op grond van lid 8.4, wordt tot een strijdig gebruik met deze bestemming in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bosweide', indien:
1. de evenementen meer dan drie maal per kalenderjaar worden georganiseerd en de totale (gezamenlijke) duur van de evenementen meer dan zes dagen bedraagt, voor zover het grootschalige evenementen betreft;
2. de evenementen meer dan zes maal per kalenderjaar worden georganiseerd en de totale (gezamenlijke) duur van de evenementen meer dan twintig dagen bedraagt, voor zover het kleinschalige evenementen betreft;
3. het evenement wordt gehouden tussen 23:00 uur en 07:00 uur;
4. ten behoeve van een evenement niet-afschermende kunstverlichting wordt gebruikt met een verticale lichtuitstraling en/of een horizontale lichtuitstraling tot buiten de aanduidingsgrens;
5. ten behoeve van het evenement motorvoertuigen worden toegelaten anders dan in verband met aan- en afvoer van personen en/of materiaal;
6. permanente bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van hekken en afscheidingen worden geplaatst welke een vrije verplaatsing van dieren tussen het evenemententerrein en het aangrenzende bosgebied belemmeren;
7. tussen 15 maart en 15 juli activiteiten met elektrisch en/of mechanisch (versterkt) geluid worden uitgevoerd.
16. Ingevolge artikel 1.27 van de planregels, wordt onder evenementen verstaan: periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder grootschalig evenement wordt ingevolge artikel 1.29 van de planregels een evenement verstaan met een (verwachte) aanwezigheid van meer dan 5.000 personen doch niet meer dan 10.000 personen gedurende de gehele duur van het evenement. Onder kleinschalig evenement wordt ingevolge artikel 1.35 van de planregels een evenement verstaan met een (verwachte) aanwezigheid van minder dan 5.000 personen gedurende de gehele duur van het evenement. Ten aanzien van het gebruik van de gronden ter plaatse van de Bosweide wordt in artikel 8.4 van de planregels, onderscheid gemaakt tussen grootschalige en kleinschalige evenementen. Anders dan de Wijkvereniging betoogt, ziet de voorzitter in het samenstel van de planregels op voorhand geen grond voor het oordeel dat het plan voorziet in de mogelijkheid tot het houden van evenementen met meer dan 10.000 bezoekers. Reeds gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van het plandeel ter plaatse van de Bosweide.
Conclusie
17. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van de Wijkvereniging dient te worden afgewezen.
Proceskosten
18. De raad dient ten aanzien van de Wijkraad op hierna te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van de Wijkvereniging bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn van 19 september 2013, waarbij het bestemmingsplan "Park Berg en Bos en omgeving" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "gemeentewerf";
II. wijst het verzoek van de vereniging Wijkvereniging Berg & Bos af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van bij de vereniging Wijkraad Brink & Orden in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 43,14 (zegge: drieënveertig euro en veertien eurocent);
IV. gelast dat de raad van de gemeente Apeldoorn aan de vereniging Wijkraad Brink & Orden het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2014
608.