ECLI:NL:RVS:2014:482

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201310316/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Locatie Beekhuizenseweg Velp' van de gemeente Rheden

Op 6 februari 2014 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoeker en de raad van de gemeente Rheden. Het geschil betreft het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, Locatie Beekhuizenseweg Velp', dat op 24 september 2013 door de raad is vastgesteld. Verzoeker en anderen hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 13 januari 2014 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, en de raad vertegenwoordigd was door D.J.L.J. van Dun. Tijdens de zitting is ook een belanghebbende gehoord, bijgestaan door mr. B. Oudenaarden.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De partijen waren verdeeld over de vraag of er sprake was van een spoedeisend belang. Verzoeker betoogde dat de bestemming 'Natuur' ten onrechte aan het perceel is toegekend, omdat zij een woning willen realiseren. De raad stelde dat het perceel deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied en dat de bestemming 'Natuur' passend is.

Na afweging van de belangen heeft de voorzitter besloten om het bestreden besluit te schorsen voor zover het betreft het plandeel met de bestemming 'Natuur' ter plaatse van het perceel. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan verzoeker en anderen. De uitspraak is openbaar gedaan op 6 februari 2014.

Uitspraak

201310316/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Amsterdam, en anderen,
en
de raad van de gemeente Rheden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied, Locatie Beekhuizenseweg Velp" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Voorts hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 januari 2014, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door D.J.L.J. van Dun, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting als bedoeld in artikel 8:65 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft de voorzitter het onderzoek met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb heropend.
De Afdeling heeft de zaak vervolgens ter zitting behandeld op 23 januari 2014, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door D.J.L.J. van Dun, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting als partij gehoord [belanghebbende], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Partijen zijn verdeeld over de vraag of met het verzoek om voorlopige voorziening een spoedeisend belang is gemoeid, gelet op de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen waartegen bezwaar is gemaakt. Of sprake is van een spoedeisend belang hangt af van de vraag welk planologisch regime als toetsingskader heeft te gelden met betrekking tot de verlening van de omgevingsvergunning. Die laatste vraag leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en deze laat de voorzitter dan ook uitdrukkelijk buiten beschouwing. Aangezien niet is uitgesloten dat de inwerkingtreding van het plan van belang is voor de beoordeling van het bezwaar, ziet de voorzitter aanleiding om het spoedeisend belang aan te nemen.
3. [verzoeker] en anderen betogen dat aan het perceel kadastraal bekend gemeente Velp, sectie A, nummer 811 (hierna: het perceel), ten onrechte de bestemming "Natuur" is toegekend. Zij wensen op het perceel één vrijstaande woning te realiseren, hetgeen op grond van deze bestemming niet mogelijk is. Volgens hen is het standpunt van de raad, dat de beoogde locatie voor woningbouw zal leiden tot tweedelijns bebouwing, niet juist. Zij wijzen in dat verband op de woning aan de [locatie] alsmede op de omstandigheid dat de door hen beoogde woning zal worden gesitueerd aan de toegangsweg die vanaf de Beekhuizenseweg naar het voormalige zwembadterrein loopt.
Voorts betogen zij dat het perceel in ruimtelijk opzicht geen onderdeel uitmaakt van het natuurgebied. In dat verband wijzen zij erop dat het perceel in het vorige plan onderdeel uitmaakte van het gebied met woonbebouwing en dat het perceel door een oude houtwal ook in fysieke zin is gescheiden van het natuurgebied. In aansluiting hierop betogen [verzoeker] en anderen dat de bouw van een woning juist kan bijdragen aan het herstel en de versterking van de natuurwaarden ter plaatse.
Tot slot wijzen [verzoeker] en anderen erop dat ter plaatse van het voormalig zwembadterrein, dat aan de overzijde van hun perceel ligt, wel wordt voorzien in de bouw van zes woningen en één vrijstaande woning. Zij zien gelet hierop niet in waarom de raad niet wenst mee te werken aan de bouw van één woning op hun perceel.
4. De raad wijst erop dat het perceel deel uitmaakt van het Natura 2000-gebied "De Veluwe" alsmede van de Ecologische Hoofdstructuur. Volgens de raad is de bestemming "Natuur" passend en in overeenstemming met de huidige inrichting van het perceel. Verder acht de raad het niet wenselijk om zelfstandige wooneenheden op het achterterrein toe te staan en dient nieuwe bebouwing aan een openbare weg te worden gesitueerd. Wat betreft de voormalige zwembadbebouwing wijst de raad erop dat weliswaar zes sociale huurwoningen woningen en één vrijstaande woning worden mogelijk gemaakt maar dat op deze locatie reeds sprake was van bebouwing. Daarnaast is een groot deel van de recreatieve bestemming omgezet naar een natuurbestemming, aldus de raad.
5. Aan het perceel is de bestemming "Natuur" toegekend. Niet in geschil is dat op grond van deze bestemming geen woningbouw op het perceel is toegestaan. Wat betreft de vergelijking van [verzoeker] en anderen met het plangebied ter plaatse van het voormalig zwembadterrein, heeft de raad er ter zitting weliswaar op gewezen dat de voorziene woningen voor een groot gedeelte zijn voorzien in de reeds bestaande bebouwing alsmede dat de bestemming van de gronden voor een aanzienlijk deel is omgezet van een recreatieve bestemming naar een natuurbestemming, maar de voorzitter ziet hierin op voorhand onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat deze locatie zich in ruimtelijk opzicht wezenlijk onderscheidt van het perceel van [verzoeker] en anderen. Hierbij betrekt de voorzitter dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat de voormalige zwembadlocatie sinds de jaren ’80 niet meer als zodanig in gebruik is. Daarnaast volgt uit het ontwerpaanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied "De Veluwe" dat het plangebied van het voormalig zwembadterrein deels, te weten een gedeelte van de voorziene vrijstaande woning, binnen de begrenzing van dit gebied ligt. Ter zitting is niet bestreden dat de voorziene vrijstaande woning een grotere omvang heeft dan de voormalige beheerderswoning op die plek. Verder acht de voorzitter van belang dat het plangebied van de voormalige zwembadlocatie nagenoeg grenst aan het perceel van [verzoeker] en anderen. Gezien het vorenstaande is de voorzitter er niet op voorhand van overtuigd dat de keuze van de raad om aan het perceel uitsluitend de bestemming "Natuur" toe te kennen in rechte stand kan houden en het plan in zoverre in de bodemprocedure in stand zal blijven.
6. Gelet op het vorenstaande en bij afweging van de betrokken belangen, ziet de voorzitter aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Natuur" ter plaatse van het perceel, te schorsen.
7. Gelet hierop behoeven de overige gronden van [verzoeker] en anderen thans geen bespreking.
8. De raad dient op hierna te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Rheden van 24 september 2013, waarbij het bestemmingsplan "Landelijk gebied, locatie Beekhuizenseweg Velp" is vastgesteld, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Natuur" ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Velp, sectie A, nummer 811;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Rheden tot vergoeding van bij [verzoeker] en anderen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Rheden aan [verzoeker] en anderen het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.C.V. Fenwick, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Fenwick
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2014
608.