ECLI:NL:RVS:2014:483

Raad van State

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201310350/3/R4 en 201310350/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan 'Hoornwijck - Broekpolder' niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 februari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep van een appellant tegen het bestemmingsplan 'Hoornwijck - Broekpolder', vastgesteld door de raad van de gemeente Rijswijk op 1 oktober 2013. De appellant, wonend te Rijswijk, heeft beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 27 januari 2014 hebben zowel de appellant als de raad, vertegenwoordigd door G.H. Groeneveld, toestemming gegeven om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

De voorzitter heeft overwogen dat nader onderzoek niet nodig was voor de beoordeling van de zaak. De appellant richtte zich tegen de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1', die een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt voor de realisatie van een nieuwe brug, en tegen de bestemming 'Water - 1' die de aanleg van een brug voor fietsverkeer over het Rijn-Schiekanaal mogelijk maakt. De voorzitter concludeerde dat de appellant, die op een afstand van ongeveer 450 meter van de Hoornbrug woont en geen zicht heeft op de betrokken plandelen, geen rechtstreeks betrokken belang heeft bij het besluit. Het enkele feit dat hij als fietser en wandelaar gebruik maakt van de Hoornbrug was niet voldoende om hem als belanghebbende aan te merken.

Daarom werd het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.

Uitspraak

201310350/3/R4 en 201310350/2/R4.
Datum uitspraak: 3 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te Rijswijk,
en
de raad van de gemeente Rijswijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoornwijck - Broekpolder" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder anderen [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door G.H. Groeneveld, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
[appellant] en de raad hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
De voorzitter heeft de behandeling van het verzoek en het beroep van [appellant] afgesplitst van zaak nr. 201310350/1/R4. De behandeling van het andere tegen het besluit van 1 oktober 2013 ingestelde beroep zal onder laatstgenoemd nummer worden voortgezet.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. [appellant] richt zich met zijn beroep tegen het plan voor zover het betreft de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" die voorziet in een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan het realiseren van een nieuwe brug ter plaatse van de zogenoemde Hoornbrug planologisch mogelijk kan worden gemaakt. [appellant] richt zich met zijn beroep verder tegen het plandeel met de bestemming "Water - 1" en de aanduiding "brug" op grond waarvan een brug voor fietsverkeer over het Rijn-Schiekanaal kan worden gerealiseerd.
2.1. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 450 m van de Hoornbrug en op een afstand van meer dan 1 km van de voorziene fietsburg. Vanuit zijn woning heeft [appellant] geen zicht op de betrokken plandelen. Mede gelet op de aard en omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen die op de door [appellant] bestreden plandelen mogelijk worden gemaakt zijn deze afstanden naar het oordeel van de voorzitter te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen.
Voorts heeft [appellant] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstanden een objectief en persoonlijk belang van hem rechtstreeks door het besluit zou worden geraakt. [appellant] heeft naar voren gebracht dat hij als fietser en wandelaar gebruik maakt van de Hoornbrug en van het pad langs het Rijn-Schiekanaal. Naar het oordeel van de voorzitter is het enkele feit dat [appellant] regelmatig als fietser of wandelaar van de Hoornbrug en het desbetreffende pad gebruik maakt, niet voldoende om aan te nemen dat hij belanghebbende is bij de in het plan voorziene ontwikkelingen. Hij onderscheidt zich daarin immers niet van andere gebruikers van de Hoornbrug of het pad langs het Rijn-Schiekanaal.
De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, geen beroep kan instellen. Het beroep is niet-ontvankelijk.
3. Gelet op het vorenstaande moet het verzoek van [appellant] om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2014
431.