201310825/2/R1.
Datum uitspraak: 6 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
en
de raad van de gemeente Wierden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 oktober 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied 2009, herziening Buitengoed Het Lageveld" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 januari 2014, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door haar [directeur], bijgestaan door J. Kobes, en de raad, vertegenwoordigd door ing. R.A.P. te Wierik, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor het recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld' als volwaardig en zelfstandig recreatiepark. Het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 2009" voorzag in één planologische regeling voor drie parken: recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld', vakantieoord 'De Kiekebelt' en het villapark 'Het Lageveld'.
3. [verzoekster] betoogt dat de raad ten onrechte heeft volstaan met een planologische regeling voor het recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld' en niet heeft gekozen om hierin ook het villapark 'Het Lageveld' mee te nemen.
3.1. Het verzoek van [verzoekster] mist in zoverre spoedeisend belang. Dat [verzoekster] voor het villapark 'Het Lageveld' eveneens een nieuwe planologische regeling met eigen centrumvoorzieningen wenst, betekent niet dat als gevolg van de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen ontstaan.
4. [verzoekster] betoogt voorts dat het plan ten onrechte slechts voorziet in een groenstrook van 11 m tussen het recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld' en het villapark 'Het Lageveld'. [verzoekster] voert hiertoe aan dat deze strook onvoldoende breed is om hinder van het recreatiepark te voorkomen. Voorts voert [verzoekster] aan dat de voorziene groenstrook niet in overeenstemming is met het beleid opgenomen in de notitie "Situatie recreatieparken Haarboersweg 1 Hoge Hexel", waarin staat dat de groenstrook 15 m dient te zijn.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat tussen het recreatiepark en het villapark nooit een groenstrook heeft gelegen, omdat deze parken in planologisch opzicht deel uitmaakten van hetzelfde recreatiepark. Volgens de raad ziet de door [verzoekster] aangehaalde beleidsnotitie niet op deze groenstrook, maar op de stroken aan de buitenzijde van de parken. De raad stelt zich voorts op het standpunt dat de groenstrook breed genoeg is om hinder te voorkomen.
4.2. Het plan bestaat uit een plandeel met de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie" en de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden = 100" met daaromheen stroken met de bestemming "Bos"
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bos" aangewezen gronden bestemd voor bos en/of dichte beplantingsstroken.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, zijn de voor "Recreatie - Verblijfsrecreatie" aangewezen gronden bestemd voor terreinen voor recreatiewoningen.
Ingevolge lid 4.2.2, mag ter plaatse van de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden" het aantal recreatiewoningen niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven aantal.
Ingevolge lid 4.5.2, aanhef en onder c, wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de recreatiewoning aangrenzend aan de bestemming "Bos" overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen op de desbetreffende kavel van de recreatiewoning conform het in Bijlage 1 opgenomen beplantingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.3. In de notitie "Situatie recreatieparken Haarboersweg 1 Hoge Hexel" van juni 2011, staat dat het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" voorziet in een groenstrook van 15 m rondom het recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld'. Deze groenstrook is nooit volledig ingeplant. Een aantal recreatiewoningen staat met de achtergevel op de grens van de groenstrook, waardoor het niet meer mogelijk is deze 15 m breed te maken. In de beleidsnotitie staat verder dat het zeer moeilijk zal zijn om een 15 m brede groenstrook over de gehele lengte van het recreatiepark af te dwingen. Vandaar dat het de voorkeur geniet om een groenstrook van 12 m te realiseren.
4.4. Het bestemmingsplan "Buitengebied 2009" voorziet niet in een groenstrook tussen het recreatiepark 'Buitengoed Het Lageveld' en het villapark 'Het Lageveld'. Zoals de raad terecht betoogt, ziet de notitie "Situatie recreatieparken Haarboersweg 1 Hoge Hexel" derhalve niet op deze groenstrook. De in dit plan voorziene groenstrook van ongeveer 11 m tussen de parken is reeds hierom niet in strijd met deze beleidsnotitie. Anders dan [verzoekster] voorts betoogt, bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in dit plan voorziene groenstrook van 11 m voldoende breed is om hinder te voorkomen. De raad heeft hierbij van belang kunnen achten dat voorheen tussen het recreatiepark en het villapark geen groenstrook lag, zodat sprake is van een verbetering van de situatie ter plaatse. [verzoekster] heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat het recreatiepark met maximaal 100 recreatiewoningen zoveel hinder produceert dat de voorziene groenstrook van 11 m onvoldoende is om de overlast te voorkomen. De raad stelt voorts terecht dat het plan voorziet in een verplichting om de groenstrook in stand te laten.
5. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Schaaf, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Schaaf
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2014
523.