201310747/2/R1.
Datum uitspraak: 4 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)) in het geding tussen onder meer:
de vereniging Vereniging Milieudefensie, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Roermond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Fietspad Roerdal" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer Milieudefensie beroep ingesteld.
Milieudefensie heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 januari 2014, waar Milieudefensie, vertegenwoordigd door ing. H.L.A. Stam en R.J. Absil, en de raad, vertegenwoordigd door drs. C.J. Jansen, ing. R.J. Rosenboom en ir. B.J.J. Taken, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Milieudefensie betoogt dat het plan onaanvaardbare gevolgen zal hebben voor de zich in de omgeving ervan bevindende ganzen, reeën en dassen. Ook is het plan in strijd met het Dassenbeleidsplan, omdat de raad daarin kansen ziet het aantal dassenburchten te laten toenemen. Milieudefensie vreest verstoring van deze dieren door licht, zwerfafval en gladheidsbestrijding.
2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gevolgen van het plan voor de in het gebied aanwezige natuurwaarden zijn onderzocht en dat uit dat onderzoek is gebleken dat het plan geen significante gevolgen zal hebben voor de in de omgeving aanwezige flora en fauna of de biotopen binnen het Natura 2000-gebied. Daarbij wijst de raad erop dat voor de das inmiddels een ontheffing van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is verkregen en dat het onderzoek uitging van een tracé dat dichter bij de dassenburcht ligt dan het tracé waarin het plan voorziet.
2.2. In het rapport "Fietspad Roerdal - Natuurtoets" van 1 augustus 2013 (hierna: Natuurtoets), dat een bijlage bij de plantoelichting vormt, staat dat wat betreft voorkomende vogelsoorten is gekeken naar vogels die op de Rode Lijst staan, soorten beschermd onder de Vogelrichtlijn en soorten met een jaarrond beschermde nestplaats. Volgens de Natuurtoets zijn de meest waargenomen soorten in de omgeving van de Roer de ekster, de holenduif en de zwarte kraai en zijn nabij het tracé territoria aangetroffen van de buizerd, de groene specht, de grote gele kwikstaart en de ijsvogel. In de Natuurtoets worden geen ganzensoorten genoemd. Wat betreft de das staat in de Natuurtoets dat als het gebied van de dassenburcht niet wordt betreden de das zal wennen aan het geluid van incidentele illegale snor- en bromfietsen. Voorts staat er dat langs het zuidelijk tracédeel een meidoornhaag wordt aangelegd en in de strook tussen het fietspad en de burcht nog een brede strook ruigte. Er zal volgens de Natuurtoets enige verstoring plaatsvinden als gevolg van langsrijdende fietsers en met name snorfietsen, maar door de dichte begroeiing wordt het geluid enigszins gedempt en er zal naar verwachting vrij snel gewenning optreden. Voorts staat in de Natuurtoets dat in de omgeving van het plangebied wat zoogdieren betreft vleermuizen, dassen en bevers voorkomen en dat van de overige zoogdieren met een matig strenge tot strenge beschermingsstatus waarnemingen van eekhoorn en steenmarter beschikbaar zijn van de betreffende kilometerhokken.
In het "Dassenbeleidsplan Roermond" (hierna: Dassenbeleidsplan), dat op 16 mei 2013 door de raad is vastgesteld, staat dat de gemeente een passende bijdrage wil leveren aan de instandhouding van de Midden-Limburgse dassenpopulatie en daartoe adequate maatregelen wil nemen. Voorts staat er dat de gemeente de natuurcompensatie, die uit nog te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen voortvloeit, in goede banen leidt, zodanig dat er kwalitatief gezien geen netto verlies meer optreedt van het leefgebied van de das.
2.3. De voorzitter overweegt dat Milieudefensie niet heeft aangegeven voor welke soorten ganzen het plan volgens haar onaanvaardbare gevolgen zal hebben. De enkele stelling dat er veel ganzen in en nabij het plangebied verblijven is onvoldoende voor het treffen van een voorlopige voorziening. Wat betreft de das overweegt de voorzitter dat nu reeds een ontheffing van de Ffw voor de das is verleend hij niet verwacht dat in de hoofdzaak geoordeeld zal worden dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Voor het oordeel dat het plan in strijd is met het Dassenbeleidsplan ziet de voorzitter in hetgeen Milieudefensie aanvoert evenmin aanleiding, nu het plan het aantal dassenburchten niet wijzigt en evenmin gebleken is dat de leefomgeving van de das in kwalitatief opzicht vermindert. Wat betreft de gevolgen van het plan voor reeën heeft Milieudefensie evenmin aannemelijk gemaakt dat het plan onaanvaardbare gevolgen voor reeën zal hebben. Daarbij betrekt de voorzitter dat de aanwezigheid van reeën in of nabij het plangebied niet aannemelijk is gemaakt en de raad ter zitting heeft toegelicht dat het plangebied in het meest stedelijke deel van het Roerdal ligt en schuwe dieren als reeën zich zuidelijker in het Roerdal ophouden.
3. Wat betreft de gronden van het verzoek van Milieudefensie omtrent verkeersveiligheid overweegt de voorzitter dat hij verwacht dat, daargelaten of de beroepsgronden in de hoofdzaak zouden slagen, de Afdeling dit betoog buiten beschouwing zal laten, nu artikel 8:69a van de Awb er naar voorlopig oordeel niet toe kan leiden dat het bestreden besluit om die reden wordt vernietigd. Het belang van verkeersveiligheid is geen belang dat Milieudefensie behartigt, nu blijkens haar statuten Milieudefensie als doel heeft een bijdrage te leveren aan het oplossen en voorkomen van milieuproblemen en het behoud van cultureel erfgoed, alsmede te streven naar een duurzame samenleving, dit alles op mondiaal, landelijk, regionaal en lokaal niveau, in de meest ruime zin en een en ander in het belang van de leden van de vereniging en in het belang van de kwaliteit van het milieu, de natuur en het landschap in de meest ruime zin voor huidige en toekomstige generaties. Het belang van verkeersveiligheid valt daar niet onder.
4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y. Verhage, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Verhage
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2014
655.