ECLI:NL:RVS:2014:494

Raad van State

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
12 februari 2014
Zaaknummer
201400800/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • G.J. Deen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake kapvergunningen voor bomen in Haesselderveld te Geleen

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 februari 2014 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een inwoner van Geleen, die zich verzette tegen de kapvergunningen die door het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen waren verleend voor het kappen van 52 bomen in deelgebied C, 47 bomen in deelgebied E en 73 bomen in deelgebied F in de wijk Haesselderveld. De vergunningen waren verleend op 6 januari 2010, maar de verzoeker had hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het college op 8 november 2011 gedeeltelijk niet-ontvankelijk was verklaard en voor het overige ongegrond. De rechtbank Limburg had op 21 januari 2014 het beroep van de verzoeker tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna de verzoeker hoger beroep had ingesteld en om een voorlopige voorziening vroeg.

Tijdens de zitting op 30 januari 2014 werd het verzoek behandeld. De voorzitter overwoog dat de beslissing van het college om kapvergunningen te verlenen een discretionaire bevoegdheid betreft, waarbij het college rekening moet houden met verschillende belangen, zoals natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarden en de waarden van stads- en dorpsschoon. De voorzitter concludeerde dat de gemeente in redelijkheid tot de beslissing kon komen om de vergunningen te verlenen, ondanks de bezwaren van de verzoeker. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De voorzitter benadrukte dat de keuze voor een integrale aanpak van de herinrichting van de wijk niet onredelijk was, gezien de klachten van bewoners over overlast en schade aan de verhardingen door de bomen.

De beslissing werd genomen zonder proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 februari 2014.

Uitspraak

201400800/2/A1.
Datum uitspraak: 5 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Geleen, gemeente Sittard-Geleen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 januari 2014 in zaak nr. 13/2654 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 6 januari 2010 heeft het college aan de gemeente Sittard-Geleen vergunningen verleend voor het kappen van onderscheidenlijk 52 bomen in deelgebied C, 47 bomen in deelgebied E en 73 bomen in deelgebied F in de wijk Haesselderveld te Geleen.
Bij besluit van 8 november 2011 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de kapvergunningen voor de deelgebieden E en F en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 januari 2014 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Bij deze fax heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 januari 2014, waar [verzoeker] in persoon en het college, vertegenwoordigd door J.F.E.M. Sondeijker, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.F.A. van der Maes, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De gemeente heeft op zondag 26 januari 2014 bewoners van de wijk Haesselderveld medegedeeld dat de daarop volgende week zal worden begonnen met het kappen van de bomen. Het ingediende verzoek strekt ertoe in afwachting van het oordeel van de Afdeling op het hoger beroep te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat.
3. Ter zitting van de voorzitter heeft [verzoeker] het hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op de niet-onvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de kapvergunningen voor de deelgebieden E en F ingetrokken. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het college in redelijkheid vergunning kon verlenen voor het kappen van 52 bomen in deelgebied C (Gansbeek).
4. Ingevolge artikel 4.3.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Sittard-Geleen (hierna: de APV) is het verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.
Ingevolge artikel 4.3.3b, eerste lid kan het college de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
a. natuur- en milieuwaarden van de houtopstand;
b. landschappelijke waarden van de houtopstand;
c. waarden van stads- en dorpsschoon van de houtopstand;
d. houtopstand gelegen in een beschermd natuurmonument in de zin van de natuurbeschermingswet;
e. cultuurhistorische waarden van de houtopstand;
f. waarden voor recreatie en leefbaarheid van de houtopstanden.
5. De beslissing om al dan niet kapvergunning te verlenen betreft een discretionaire bevoegdheid van het college, waarbij het college de kapvergunning onder meer kan weigeren op grond van de in artikel 4.3.3b van de APV genoemde belangen en gronden. Het college kan bij de verlening van een kapvergunning alle relevante belangen meewegen. Dit betekent dat het college bij de beslissing om kapvergunning te verlenen een ruime beleidsvrijheid heeft en de rechter die beslissing terughoudend moet toetsen.
6. De rechtbank heeft terecht overwogen dat gelet op het toetsingskader in de APV strijdigheid met het bestemmingsplan, wat daarvan ook zij, geen grond vormt om de kapvergunning te weigeren. Evenmin bestaat grond om op voorhand aan te nemen dat het Bomenbeheerplan in de weg staat aan verlening van de kapvergunning. Het college heeft ter zitting van de voorzitter toegelicht dat de gemeenteraad van Sittard-Geleen nog geen Bomenbeheerplan heeft vastgesteld en dat in de raadsvergadering van 8 juli 2009 slechts de kaders van dat plan zijn vastgesteld.
7. [verzoeker] heeft onder meer aangevoerd dat slechts een kleine meerderheid van de wijkbewoners voor de kap van de bomen is en dat slechts 6 van de 227 door de gemeente ontvangen meldingen als klachten over bomen aan de Gansbeek kunnen worden aangemerkt. Voorts vreest [verzoeker] voor waardedaling van zijn woning en betwist hij de door het college gestelde schade aan de verhardingen.
7.1. Hetgeen [verzoeker] in hoger beroep naar voren heeft gebracht, geeft geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat voor het kappen van de bomen geen vergunning mocht worden verleend.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de voorziene kap van de bomen en de daarbij behorende herplantplicht onderdeel uitmaken van de uitvoering van een integraal groen herinrichtingsproject in de wijk Haesselderveld. Hiertoe heeft het college besloten omdat in de jaren '70 te veel en te grote bomen in de wijk zijn geplant, die thans tot wortelopdruk en schade aan de verhardingen leiden. Voorts blijkt uit de overgelegde inventarisatie dat het college in de loop der jaren een behoorlijk aantal klachten van bewoners van de wijk heeft ontvangen over overlast door onder meer bladafval, verstopte dakgoten en verminderde lichtinval. Ter zitting heeft het college voorts toegelicht dat er ondanks regulier onderhoud van de bomen sprake is van een toename van klachten van bewoners waardoor medewerkers van de groenvoorziening steeds vaker ad hoc moeten optreden, hetgeen veel extra kosten met zich meebrengt. Gelet op de ruimtelijke opzet van de wijk, die vooral bestaat uit woonerven, is in het herinrichtingsplan voorzien in de herplant van kleinere bomen die beter passen in de compacte wijk. Gelet op de in aanmerking genomen belangen acht de voorzitter de keuze om over te gaan tot een integrale aanpak niet onredelijk.
8. Onder deze omstandigheden en na afweging van de betrokken belangen wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Deen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2014
604.