201211423/2/R2.
Datum uitspraak: 26 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te Putten,
2. [appellant sub 2], wonend te Putten,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Putten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Verbinding Nijverheidsweg - Stationsstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2013, waar Jonker, bijgestaan door [gemachtigde], [appellant sub 2], bijgestaan door
mr. J.A. Wols, en de raad, vertegenwoordigd door G. Alberts, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 24 juli 2013, in zaak nr. 201211423/1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 4 oktober 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 7 november 2013 heeft de raad het besluit van 4 oktober 2012 gewijzigd en het plan gewijzigd vastgesteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Het plan beoogt een verbinding tussen de Nijverheidsweg en de Stationsstraat mogelijk te maken.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) heeft het beroep dat tegen het oorspronkelijke besluit is ingediend van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
4. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het plan het mogelijk maakt dat binnen het gehele bestemmingsvlak met de bestemming "Verkeer" de verbindingsweg wordt aangelegd terwijl dit niet is beoogd. Uit de stukken waaronder het geluidrapport van Ecopart B.V. te Doetinchem van 21 december 2009, dat is opgesteld in het kader van het plan, blijkt dat het wegtracé ongeveer 10 m breed zal worden. De Afdeling acht deze globale bestemming gelet op de aard van de mogelijk gemaakte functie, de omvang van het plangebied en de nabijheid van de woningen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] uit het oogpunt van rechtszekerheid niet aanvaardbaar.
Voorts heeft de Afdeling overwogen dat er bij de berekening van de verwachte maximale geluidbelasting ten onrechte geen rekening is gehouden met remmend en optrekkend verkeer afkomstig van de Stationsstraat dat afslaat naar de nieuwe verbindingsweg. In zoverre vertoont het akoestisch onderzoek een gebrek dan wel leemte in kennis en mocht de raad zich hierop niet baseren voor wat betreft zijn standpunt dat het plan wat het aspect geluid betreft in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
5. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak een geluidonderzoek uit te voeren met inachtneming van hetgeen is overwogen in de uitspraak en op grond van de uitkomsten daarvan te motiveren dat het plan wat het aspect geluid betreft in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, dan wel indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft het besluit van 4 oktober 2012 te wijzigen. Voorts heeft de Afdeling de raad opgedragen om, rekening houdend met de uitkomsten van het geluidonderzoek, de maat en situering van het voorziene wegtracé exact te regelen.
6. Naar aanleiding van de tussenuitspraak is er een aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van de conclusies uit het onderzoek heeft de raad een afweging gemaakt over de toelaatbaarheid van de in het plan voorziene ontwikkeling. De raad komt tot de conclusie dat vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening sprake is van een acceptabel geluidniveau. Bij het besluit van 7 november 2013 zijn in afwijking van het eerder vastgestelde plan de weg en de as van de nieuwe verbinding vastgelegd op de verbeelding en in de regels. Het (gehele) plan is daarbij gewijzigd vastgesteld.
7. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, zoals samengevat in overweging 5, zijn de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] gegrond. Het besluit van 4 oktober 2012 dient te worden vernietigd.
8. [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] hebben naar aanleiding van het besluit van 7 november 2013 geen zienswijze ingediend. De Afdeling leidt hieruit af dat [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] geen bezwaren hebben tegen het besluit van 7 november 2013. De van rechtswege ontstane beroepen zijn ongegrond.
9. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van [appellanten sub 1] en [appellant sub 2], voor zover gericht tegen het besluit van 4 oktober 2012 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Putten van 4 oktober 2012, kenmerk 271875;
III. verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Putten als volgt tot vergoeding van de bij de volgende appellanten in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten:
- aan [appellanten sub 1] ieder een bedrag van € 32,60 (zegge: tweeëndertig euro zestig);
- aan [appellant sub 2] een bedrag € 974,00 (zegge negenhonderdvierenzeventig euro) dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Putten aan de volgende appellanten het door hen betaalde griffierecht als volgt vergoedt:
- aan [appellanten sub 1] € 156,00 (zegge honderdzesenvijftig euro) met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten aanzien van de andere;
- aan [appellant sub 2] € 156,00 (zegge honderdzesenvijftig euro).
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014
224.