ECLI:NL:RVS:2014:611

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2014
Zaaknummer
201300732/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W. Sorgdrager
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor bijgebouw te Rozenburg

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2012, waarin het beroep van [appellant] gegrond werd verklaard. Het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg had op 4 januari 2011 geweigerd om aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het legaliseren van een bijgebouw aan de zijgevel van zijn pand in Rozenburg. Dit besluit werd door het dagelijks bestuur op 18 oktober 2011 gehandhaafd, maar de rechtbank vernietigde dit besluit en liet de rechtsgevolgen in stand. Hierop heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 september 2013 ter zitting behandeld. In de tussenuitspraak van 20 november 2013 werd het dagelijks bestuur opgedragen om het besluit van 18 oktober 2011 te herstellen. Het dagelijks bestuur heeft vervolgens op 16 december 2013 alsnog de omgevingsvergunning verleend. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bijgebouw in strijd was met het bestemmingsplan en dat het besluit van 4 januari 2011 een onaanvaardbare belemmering vormde voor de bouwmogelijkheden.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep van [appellant] gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het dagelijks bestuur van 18 oktober 2011 vernietigd. Tevens is het besluit van 4 januari 2011 herroepen en is het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant]. De uitspraak is openbaar gedaan op 26 februari 2014.

Uitspraak

201300732/2/A1.
Datum uitspraak: 26 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rozenburg, deelgemeente Rozenburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2012 in zaak nr. 11/5203 in het geding tussen:
[appellant]
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg.
Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2011 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [appellant] een omgevingsvergunning te verlenen voor het legaliseren van een bijgebouw aan de zijgevel van het pand [locatie] te Rozenburg (hierna: het perceel).
Bij besluit van 18 oktober 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 4 januari 2011, onder aanvulling van de gronden van dat besluit (lees: de motivering), gehandhaafd.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 oktober 2011 vernietigd en de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. J. Hobo, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. van der Vlist, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 20 november 2013, zaaknr. 201300732/1/A1 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling het dagelijks bestuur opgedragen om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak het besluit op bezwaar van 18 oktober 2011 te herstellen met inachtneming van de tussenuitspraak. De Afdeling heeft het dagelijks bestuur voorts opgedragen haar de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 16 december 2013 heeft het dagelijks bestuur, opnieuw beslissend op het bezwaar van [appellant], hem alsnog omgevingsvergunning verleend voor het legaliseren van het bijgebouw.
Bij brief van 6 februari 2014 heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en tevens het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak is overwogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het op het perceel aanwezige bijgebouw in strijd is met het bestemmingsplan. Voorts is overwogen dat het besluit van 4 januari 2011, dat bij besluit van 18 oktober 2011 in stand is gelaten, leidt tot een onaanvaardbare belemmering van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Het dagelijks bestuur is vervolgens opgedragen om uiterlijk 18 december 2013 de geconstateerde gebreken te herstellen. Daartoe wordt verwezen naar de tussenuitspraak.
2. Ter uitvoering van de opdracht van de Afdeling heeft het dagelijks bestuur het besluit van 16 december 2013 genomen. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb mede onderwerp van dit geding.
3. [appellant] heeft in zijn zienswijze te kennen gegeven dat hij zich met het besluit van 16 december 2013 kan verenigen. Gelet hierop moet het van rechtswege ontstane beroep van [appellant] geacht te worden zijn ingetrokken. Tegen het besluit van 16 december 2013 is door derden geen beroep ingesteld.
4. Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak is het hoger beroep van [appellant] gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 oktober 2011 alsnog gegrond verklaren. Dit besluit dient wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb te worden vernietigd. Het bezwaar tegen het besluit van 4 januari 2011 is gegrond. Dit besluit zal worden herroepen.
5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 december 2012 in zaak nr. 11/5203;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg van 18 oktober 2011;
V. herroept het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg van 4 januari 2011, kenmerk 24068/OMV.10.11.00157;
VI. veroordeelt het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.435,00 (zegge: tweeduizendvierhonderdvijfendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat het dagelijks bestuur van de deelgemeente Rozenburg aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 384,00 (zegge: driehonderdvierentachtig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014
414-724.