ECLI:NL:RVS:2014:65
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C. Kranenburg
- D.J.C. van den Broek
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor overbrenging van afvalstoffen en de voorwaarden daaraan verbonden
In deze zaak gaat het om de toestemming die de minister van Infrastructuur en Milieu heeft verleend voor de overbrenging van afvalstoffen van Duitsland naar Nederland door de Entsorgungsservice Ackermann GmbH & Co KG (ESA). De toestemming is verleend op basis van de Europese Verordening (EG) 1013/2006, die regels stelt aan de overbrenging van afvalstoffen. De minister heeft aan deze toestemming de voorwaarde verbonden dat de geproduceerde basisolie niet als brandstof in de markt mag worden gezet. North Refinery en ESA hebben bezwaar gemaakt tegen deze voorwaarde, omdat zij van mening zijn dat deze niet deugdelijk is gemotiveerd.
De Raad van State heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de voorwaarde niet voldoende is onderbouwd. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt dat de minister niet duidelijk heeft gemaakt op welke nationale wetgeving de voorwaarde is gebaseerd en dat er geen overtreding van milieuwetgeving, openbare orde of gezondheid is aangetoond. De Afdeling concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet op een deugdelijke motivering berust.
Het beroep van North Refinery en ESA is gegrond verklaard, en de Raad van State heeft het besluit van de staatssecretaris vernietigd. Tevens is de voorwaarde dat de basisolie niet als brandstof mag worden verhandeld, opgeschort. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het stellen van voorwaarden aan vergunningen voor de overbrenging van afvalstoffen.