201305734/1/R1.
Datum uitspraak: 26 februari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], en anderen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Raalte,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitensportcentrum Raalte" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 februari 2014, waar [appellant] en anderen, in de personen van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door V. Breen en R. Ekkelenkamp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting Omni Mobilae, vertegenwoordigd door M.M.A. te Riele, als partij gehoord.
Overwegingen
1. De raad voert aan dat het beroep van [appellant] en anderen niet-ontvankelijk is omdat zij niet als belanghebbenden bij het bestreden besluit zijn aan te merken.
1.1. Ingevolge artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb, kan een belanghebbende bij de Afdeling beroep instellen tegen het besluit omtrent vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
1.2. [appellant] en anderen hebben een recreatiewoning op het perceel [locatie], dat op ongeveer 250 m ten westen van het plangebied ligt. Ter zitting hebben zij uiteengezet dat zij geluidsoverlast ondervinden van met name de in het plan mogelijk gemaakte paintballactiviteiten en het daarbij behorende menselijk stemgeluid. De raad heeft dit ter zitting niet ontkend. Gelet hierop is de vrees van [appellant] voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat op voorhand niet van iedere grond ontbloot. Er moet derhalve vanuit worden gegaan dat hun belangen rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] en anderen betogen dat het plan zal leiden tot een aantasting van de Ecologische Hoofdstructuur (hierna: EHS) omdat de geluiden ten gevolge van de paintballactiviteiten vooral de reeën in de omgeving zullen verstoren. In dit verband wijzen zij erop dat de reeën zich met name in de avond- en nachtperiode verplaatsen en dat zij derhalve gehinderd worden door de paintballactiviteiten tussen 19:00 en 24:00 uur.
4. De raad stelt zich op het standpunt dat het outdoorbedrijf van Omni Mobilae bijdraagt aan de vitaliteit van het landelijk gebied en dat is besloten om onder voorwaarden het bedrijf ter plaatse te legaliseren. Er is een variantenanalyse gedaan en een Bedrijfsnatuurplan opgesteld waarin is onderzocht op welke wijze de bedrijfsactiviteiten samen kunnen gaan met de ecologische functie van deze bosstrook. Met betrekking tot het paintballterrein stelt de raad dat dit naar de rand van het bos is verplaatst zodat rust ontstaat in het centrale deel van het bosgebied dat daardoor zijn verbindende functie behoudt. Verder wijst de raad erop dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel ontheffing heeft verleend van de Omgevingsverordening Overijssel 2009 (hierna: de Omgevingsverordening) voor het legaliseren van Omni Mobilae in de EHS en dat de begrenzing van de EHS is aangepast in de door provinciale staten vastgestelde "Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2013".
5. Omni Mobilae is een outdoorbedrijf dat sinds 1996 op de huidige locatie is gevestigd.
Aan het plangebied is grotendeels de bestemming "Natuur" toegekend met de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum". Verder is aan delen van het plangebied de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie" toegekend met aan één plandeel de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paintballterrein".
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Natuur" aangewezen gronden bestemd voor:
behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en bos;
extensieve dagrecreatie;
houtoogst;
water;
ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - buitensportcentrum": een buitensportcentrum voor outdooractiviteiten zoals omschreven in lid 1.22 met de daarbij behorende voorzieningen, zoals touwbanen, kronkelpad, junglepad, challenge-parcour en een boogschietcomplex;
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, zijn de voor "Recreatie - Dagrecreatie" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - paintballterrein" bestemd voor een terrein met voorzieningen voor paintball, zoals bosjes, struiken en netten alsmede de instandhouding van bos;
Ingevolge lid 4.3, onder a, zijn op het buitensportcentrum en het paintballterrein activiteiten uitsluitend toegestaan van zonsop- tot zonsondergang.
6. Niet in geschil is dat het plangebied binnen de EHS ligt en dat de bedrijfsactiviteiten van Omni Mobilae strijdig zijn met artikel 2.7.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening waarin is bepaald dat binnen de EHS bestemmingsplannen uitsluitend strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van aanwezige kenmerken en waarden van gebieden die behoren tot de bestaande natuur en nieuw gerealiseerde natuur. Ingevolge artikel 2.7.6, vierde lid, kan het college van gedeputeerde staten onder voorwaarden ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 2.7.3, tweede lid.
Het college van gedeputeerde staten van Overijssel heeft bij besluit van 21 februari 2012 ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 2.7.3, tweede lid, van de Omgevingsverordening. In dit besluit is verder onder meer bepaald dat de begrenzing van de EHS wordt aangepast in die zin dat de gronden waarop het nieuwe paintballterrein is voorzien uit de EHS wordt gehaald en dat ter compensatie de randen van het graslandperceel, waar natuurontwikkeling zal plaatsvinden, binnen de EHS wordt gebracht.
6.1. De Afdeling overweegt dat het plan het gebruik van het paintballterrein beperkt tot het tijdstip tussen zonsopgang en zonsondergang. Anders dan [appellant] en anderen betogen, wordt derhalve niet tot middernacht gepaintballd. Voor zover zij vrezen dat deze planregel niet wordt nageleefd, overweegt de Afdeling dat dit een kwestie van handhaving betreft en dat dit betoog in deze procedure niet aan de orde kan komen. Verder heeft de raad toegelicht dat de paintballactiviteiten juist naar de rand van het bosgebied zijn verplaatst, zodat de doorgang van de reeën binnen de EHS is gewaarborgd. Voorts heeft het college van gedeputeerde staten ontheffing heeft verleend en is daarin bepaald dat de EHS in zoverre een andere begrenzing zal krijgen. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het paintballterrein in strijd met de regels voor de EHS in de Verordening mogelijk wordt gemaakt.
7. Ten behoeve van het plan is in mei 2011 een Bedrijfsnatuurplan opgesteld door Bosgroep Noord-Oost Nederland. Het Bedrijfsnatuurplan heeft als doel om inzichtelijk te maken op welke onderdelen het bestaande bedrijf de landschappelijke inpassing kan verbeteren. Hierbij wordt gekeken naar beheer en verbetering van het landschap, de aanwezige natuurwaarden en de biodiversiteit. In het Bedrijfsnatuurplan wordt omschreven welke inrichting- en beheermaatregelen getroffen moeten worden om te garanderen dat de natuurkwaliteiten gewaarborgd blijven of versterkt worden.
Over het betoog van [appellant] en anderen dat het Bedrijfsnatuurplan onjuistheden bevat omdat daarin staat dat het plangebied en de omgeving niet geschikt zijn voor amfibieën en reptielen, terwijl zij deze dieren in de omgeving zelf hebben waargenomen, overweegt de Afdeling dat deze waarneming niet tot gevolg heeft dat het gebied daarmee moet worden aangemerkt als geschikt leefgebied. Het aangevoerde leidt derhalve niet tot het oordeel dat het Bedrijfsnatuurplan niet aan het plan ten grondslag had mogen worden gelegd.
8. Met betrekking tot het betoog van [appellant] en anderen dat ten onrechte geen milieueffectrapport is opgesteld, overweegt de Afdeling dat noch uit het Besluit milieueffectrapportage, noch uit de Wet milieubeheer noch uit de Omgevingsverordening Overijssel 2009 de plicht voortvloeit om in dit geval een milieueffectrapport op te stellen. Het betoog faalt derhalve.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Huszar
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2014
533.