ECLI:NL:RVS:2014:739

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
201303571/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
  • E. Helder
  • G.M.H. Hoogvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten in Veghel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 8 maart 2013 een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veghel heeft vernietigd. Het college had op 20 november 2012 een omgevingsvergunning verleend aan Champas B.V. voor de huisvesting van 60 arbeidsmigranten op het perceel Krijtenburg 11 te Veghel, in afwijking van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het besluit niet deugdelijk was gemotiveerd en dat het in strijd was met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012, die zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen voorkomt.

Champas Holding B.V. en het college hebben hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 20 januari 2014 is de zaak behandeld. Champas Holding B.V. betoogde dat het bouwplan niet in strijd is met de Verordening en dat de omgevingsvergunning geen zelfstandige bewoning toelaat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de argumenten van Champas en het college gevolgd en geoordeeld dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De Afdeling concludeert dat de omgevingsvergunning in overeenstemming is met de geldende regelgeving en dat het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om de vergunning te verlenen.

De hoger beroepen zijn gegrond verklaard, de uitspraak van de voorzieningenrechter is vernietigd en het beroep tegen het besluit van 20 november 2012 is ongegrond verklaard. Tevens is bepaald dat het door Champas Holding B.V. betaalde griffierecht in hoger beroep wordt terugbetaald.

Uitspraak

201303571/1/A1.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Champas Holding B.V., gevestigd te Veghel,
2. het college van burgemeester en wethouders van Veghel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de
rechtbank Oost-Brabant van 8 maart 2013 in zaak nrs. 13/33 en 13/34 in het geding tussen:
[wederpartij] en anderen
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 20 november 2012 heeft het college aan Champas B.V. omgevingsvergunning verleend voor de huisvesting van 60 arbeidsmigranten op het perceel Krijtenburg 11 te Veghel (hierna: het perceel) in afwijking van het bestemmingsplan.
Bij uitspraak van 8 maart 2013, voor zover hier van belang, heeft de voorzieningenrechter het door [wederpartij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 november 2012 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Champas Holding B.V. alsmede het college hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [wederpartij] en anderen een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2014, waar Champas Holding B.V., vertegenwoordigd door P.A.S. van Asseldonk, bijgestaan door mr. J.H.M. Verjans, en het college, vertegenwoordigd door T.J.M. Bockting, werkzaam bij de gemeente zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [wederpartij] en [belanghebbende], bijgestaan door mr. A.A.M. van der Aa, gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan betreft de huisvesting van 60 arbeidsmigranten in en direct aansluitend aan de bedrijfshal voor een champignonkwekerij op het perceel. Het bouwplan bevat slaapkamers, slaapzalen en verscheidene gemeenschappelijke ruimten, zoals twee keukens, een wasruimte met douches en wc’s, een woonkamer en een recreatieruimte.
1.1. Het college alsmede Champas Holding B.V. betogen dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 20 november 2012 niet deugdelijk is gemotiveerd. Zij voeren daartoe aan dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 11.1 van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 (hierna: de Verordening 2012) en het college derhalve de omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen. Gelet op de voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning is geen sprake van zelfstandige bewoning als bedoeld in de Verordening 2012, aldus het college en Champas Holding B.V.. Ter toelichting voert Champas Holding B.V. aan dat het bouwplan niet voorziet in zelfstandige woningen, die in de markt kunnen worden gezet, maar in een woonvoorziening met gemeenschappelijke voorzieningen, die een klein gedeelte van de oppervlakte van de bestaande bedrijfshal op het perceel beslaat.
1.2. Ingevolge artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening 2012 stelt een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw (hierna gezamenlijk: het gebied) regels ter voorkoming van zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, al dan niet solitaire recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen.
Ingevolge artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (hierna: de Verordening 2011) stelt een bestemmingsplan dat is gelegen in het gebied regels ter voorkoming van zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen.
1.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 februari 2011 in zaak nr. 201005138/1/R3) dient artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening 2011 aldus uitgelegd te worden dat in een bestemmingsplan regels worden gesteld ter voorkoming van zelfstandige wooneenheden in (agrarische) bedrijfsgebouwen. In artikel 11.1, eerste lid, aanhef en onder b, van zowel de Verordening 2011 als de daarna geldende Verordening 2012 is de zinsnede "zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen" opgenomen. De toelichting bij de Verordening 2012 bevat geen eenduidige aanknopingspunten voor een andere uitleg. De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding om een andere uitleg aan die zinsnede in de Verordening 2012 te geven. Voorts wordt overwogen dat gelet op die bepaling ook geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) mag worden verleend ten behoeve van zelfstandige wooneenheden in (agrarische) bedrijfsgebouwen.
Met de omgevingsvergunning wordt geen zelfstandige bewoning toegelaten, nu daarbij voorschriften omtrent het gebruik aan de vergunning zijn verbonden en de inrichting als voorzien in het bouwplan daarvoor niet geschikt is. Ingevolge het voorschrift in bijlage 3, onder 10, mogen de huisvestingsaccommodaties bedoeld voor huisvesting van tijdelijke medewerkers niet in gebruik worden gegeven of genomen als zelfstandige woonruimte/woning. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte overwogen dat het college niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met art. 11.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening 2012. Niet is gebleken dat de omgevingsvergunning daarmee in strijd is. Hetgeen Champas Holding B.V. en het college voor het overige hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
Het betoog slaagt.
2. Hetgeen Champas Holding B.V. ten aanzien van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking, nu haar hoger beroep reeds slaagt.
3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling de door de voorzieningenrechter niet besproken beroepsgronden behandelen.
4. [wederpartij] en anderen betogen dat het college vanwege de voorziene overlast en de precedentwerking ten onrechte de omgevingsvergunning heeft verleend. Zij voeren daartoe aan dat het project leidt tot acht extra verkeersbewegingen per dag. Voorts vrezen zij voor een ongewenste precedentwerking voor de huisvesting van arbeidsmigranten op een dergelijke grote schaal in het buitengebied. Huisvesting van arbeidsmigranten als voorzien in deze vorm en op deze schaal, past niet in het buitengebied, aldus [wederpartij] en anderen.
4.1. De beslissing om al dan niet met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan behoort in dit geval tot de bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen om al dan niet omgevingsvergunning te verlenen.
4.2. De gestelde verkeerstoename ten gevolge van het project is niet dusdanig dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor de afwijking van het bestemmingsplan. Nu op voorhand onvoldoende grond bestaat voor de verwachting dat de omgevingsvergunning ertoe zal leiden dat vaker huisvesting van arbeidsmigranten op een dusdanige schaal in het buitengebied zal plaatsvinden en dat een dergelijke huisvesting in het buitengebied niet passend is, heeft het college ook in zoverre in redelijkheid tot het besluit kunnen komen om omgevingsvergunning te verlenen.
De betogen falen.
5. Het beroep tegen het besluit van 20 november 2012 is ongegrond.
6. Redelijke toepassing van artikel 8:114, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht brengt met zich dat het door Champas Holding B.V. in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan hem wordt terugbetaald.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 8 maart 2013 in zaak nrs. 13/33 en 13/34;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan Champas Holding B.V. het door haar betaalde griffierecht in hoger beroep ten bedrage van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, voorzitter, en mr. E. Helder en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Soede
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
270-761.