ECLI:NL:RVS:2014:766

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
201306098/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar omgevingsvergunning voor dansschool in Oostzaan

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 29 mei 2013 het beroep ongegrond verklaarde tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan. Dit besluit, genomen op 20 december 2011, hield in dat de aanvraag van Charming Dansstudio voor een omgevingsvergunning voor het gebruik van een dansschool/sportschool op het perceel Skoon 27 te Oostzaan niet in behandeling werd genomen, omdat er geen vergunning vereist was.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. [appellante] stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat in een publicatie in het huis-aan-huisblad Kompas op 27 december 2011 niet duidelijk was gemaakt dat voor de activiteit geen omgevingsvergunning nodig was. De rechtbank oordeelde echter dat de publicatie voldoende duidelijk was en dat [appellante] zelf onderzoek had moeten doen naar de status van haar aanvraag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 27 januari 2014 ter zitting behandeld. [appellante] was vertegenwoordigd door mr. S. Essakkili, terwijl het college werd vertegenwoordigd door C.M.T. Ekel en S.A.B. Hink. De Afdeling heeft de argumenten van [appellante] overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college het bezwaar van [appellante] niet-ontvankelijk had verklaard. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201306098/1/A1.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Oostzaan,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 mei 2013 in zaak nr. 12/2542 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2011 heeft het college aan Charming Dansstudio medegedeeld dat haar aanvraag om omgevingsvergunning voor het gebruik van een dansschool/sportschool op het perceel Skoon 27, te Oostzaan (hierna: het perceel) niet in behandeling wordt genomen, omdat geen zodanige vergunning is vereist.
Bij besluit van 2 april 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 januari 2014, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. S. Essakkili, en het college, vertegenwoordigd door C.M.T. Ekel en S.A.B. Hink, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geeft het bevoegd gezag bij de toepassing van titel 4.1 van de Awb tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.
Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onder a, beslist het bevoegd gezag op de aanvraag om een omgevingsvergunning binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 kennis heeft gegeven van de aanvraag.
2. Vast staat dat het bezwaarschrift van [appellante] tegen het besluit van 20 december 2011 na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb bij het college is ingediend.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar achterwege diende te blijven, omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In dit kader voert zij aan dat in de mededeling in het huis-aan-huisblad Kompas van 27 december 2011 staat vermeld dat op 20 december 2011 een aanvraag is ingediend voor het gebruik van een dansschool/sportschool. Uit deze publicatie volgt niet dat het college heeft beslist dat voor die activiteit geen omgevingsvergunning benodigd was en mag van haar, als leek op juridisch gebied, niet worden verwacht dat zij had begrepen dat de publicatie een verschrijving bevatte, aldus [appellante].
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat redelijkerwijs geoordeeld kan worden dat [appellante] terzake van het te laat indienen van het bezwaarschrift in verzuim is geweest. De rechtbank heeft in dit kader terecht in aanmerking genomen dat ondanks een onjuiste vermelding in de mededeling in Kompas van 27 december 2011, voldoende duidelijk is dat de publicatie niet zag op een ingediende aanvraag, nu boven deze publicatie staat vermeld "omgevingsvergunning vrij (planologisch strijdig gebruik)" en direct eronder een bezwaarclausule. Daarnaast stond de betreffende mededeling niet vermeld onder het kopje "aanvragen omgevingsvergunning", zoals aangegeven op dezelfde pagina in Kompas. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het aan [appellante] was om te onderzoeken of voor haar aanleiding bestond om tegen het besluit van 20 december 2011 bezwaar te maken. Ter zitting is gebleken dat [appellante] zowel vóór als na de mededeling in Kompas van 27 december 2011 telefonisch en per e-mail contact heeft gehad met medewerkers van de gemeente over de status van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het gebruik van een dansschool/sportschool op het perceel, waardoor zij ervan op de hoogte kon zijn dat hierover een besluit zou worden genomen respectievelijk was genomen. Daarbij is niet door [appellante] gesteld, noch gebleken, dat de betrokken medewerkers terzake onjuiste informatie zouden hebben verschaft. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het college het bezwaar van
[appellante] bij besluit van 2 april 2012 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Fransen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
407-789.