ECLI:NL:RVS:2014:783

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
201306998/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.C. Kranenburg
  • N.S.J. Koeman
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Veenendaal en beroepen tegen de planbegrenzing en bestemming Agrarisch met Waarden

Op 5 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Veenendaal. Dit bestemmingsplan, dat op 27 juni 2013 door de raad is vastgesteld, omvat een actualisering van bestaande plannen voor vier deelgebieden van het buitengebied en bevat een tracébesluit voor een nieuwe ontsluiting van Veenendaal-West op de A12. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend te Veenendaal, beroep ingesteld. De appellanten betogen dat de raad geen deugdelijke motivering heeft gegeven voor de planbegrenzing en dat de gronden van het Gelders Benedeneind ten onrechte niet zijn opgenomen in het plan. Ze vrezen dat dit leidt tot ongewenste verstedelijking en dat de raad de gevolgen voor de m.e.r.-beoordeling en het natuurgebied "De Hellen" niet heeft betrokken bij zijn besluitvorming.

De raad van de gemeente Veenendaal heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de plangrens is gewijzigd ten opzichte van het voorontwerpplan, omdat er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien. De Afdeling heeft de zaak op 22 januari 2014 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij het vaststellen van bestemmingsplannen, maar dat deze vrijheid niet zo ver strekt dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast richt het beroep van de tweede appellant zich tegen de bestemming "Agrarisch met Waarden" voor een specifiek perceel, waarbij zij betogen dat het perceel niet bruikbaar is voor agrarische doeleinden. De raad heeft echter gesteld dat het perceel overeenkomstig het bestaande gebruik is bestemd en dat de open karakteristiek van het plangebied moet worden behouden. De Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid de bestemming aan het perceel heeft kunnen toekennen en dat de beroepen ongegrond zijn verklaard. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201306998/1/R2.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Veenendaal, en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Veenendaal, en anderen,
en
de raad van de gemeente Veenendaal,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 januari 2014, waar [appellant sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door mr. B.H.M. Karens, advocaat te Ede, en [appellant sub 2] en anderen, in de persoon van [gemachtigde], bijgestaan door mr. B.H.M. Karens, advocaat te Ede, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.G. Wassenaar en J. van Manen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan betreft een actualisering van bestaande plannen voor vier deelgebieden van het buitengebied. Tevens is in het plan een tracébesluit opgenomen waarmee een nieuwe ontsluiting voor Veenendaal-West op de A12 mogelijk is gemaakt.
Het beroep van [appellant sub 1] en anderen
3. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen richt zich tegen de planbegrenzing. Zij betogen dat de raad geen deugdelijke motivering ten grondslag heeft gelegd aan zijn besluit om de gronden van het Gelders Benedeneind niet in het plan op te nemen. [appellant sub 1] en anderen stellen in dit verband dat de gronden van het Gelders Benedeneind tot het buitengebied behoren. Als deze gronden in het nog vast te stellen bestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid" worden opgenomen, leidt dit volgens [appellant sub 1] en anderen tot ongewenste verstedelijking. [appellant sub 1] en anderen betogen voorts dat de raad ten onrechte de gevolgen van de verstedelijking voor de m.e.r.-beoordeling van het ontwerpbestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid" en de gevolgen voor het natuurgebied "De Hellen" niet bij het bepalen van de plangrens heeft betrokken. De verstedelijking is volgens [appellant sub 1] en anderen in strijd met het Landschapsontwikkelingsplan, vastgesteld door de raad op 19 april 2007 (hierna: LOP).
Voor zover de raad de in het plan opgenomen planbegrenzing heeft kunnen vaststellen betogen [appellant sub 1] en anderen dat de raad het plan vanwege de onderlinge samenhang met het bestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid" overeenkomstig afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gecoördineerd had moeten vaststellen.
3.1. De raad betoogt dat hij de plangrens ten opzichte van het voorontwerpplan heeft gewijzigd nu op de gronden aan de Veenderij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien die verweven zijn met de gronden aan het Gelders Benedeneind.
3.2. Ingevolge artikel 3:19 van de Awb is afdeling 3.5 van toepassing op besluiten die nodig zijn om een bepaalde activiteit te mogen verrichten en op besluiten die strekken tot het vaststellen van een financiële aanspraak met het oog op die activiteit.
3.3. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de raad gewicht heeft kunnen toekennen aan de verwevenheid tussen de bestaande woningbouw langs het Gelders Benedeneind en de voorziene woningbouw in het daarbinnen gelegen deelgebied Veenderij. De raad heeft bovendien in aanmerking kunnen nemen dat op de gronden van het Gelders Benedeneind nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien terwijl het plan is bedoeld als conserverende regeling waarin bestaand gebruik is opgenomen. Over het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat ziet op de verstedelijking van het Gelders Benedeneind wordt overwogen dat deze ontwikkeling niet in het plan is opgenomen en dat het bestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid" niet ter beoordeling voorligt.
Het betoog van [appellant sub 1] en anderen dat het plan gecoördineerd vastgesteld had moeten worden met het bestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid" slaagt niet nu het plan voorziet in andere activiteiten dan het bestemmingsplan "Gelders Benedeneind - Veenderij-Zuid", zodat afdeling 3.5 van de Awb daarop niet van toepassing is.
Het betoog faalt.
Het beroep van [appellant sub 2] en anderen
4. Het beroep richt zich tegen de bestemming "Agrarisch met Waarden" met de aanduiding "specifieke vorm agrarisch met waarden openlandschap" voor zover die is toegekend aan het perceel kadastraal bekend als gemeente Veenendaal, sectie G, nr. 1342 (hierna: het perceel) en voor zover in het plan geen mogelijkheid tot het plaatsen van een reclamezuil of windturbine is opgenomen.
[appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan niet uitvoerbaar is nu het perceel vanwege zijn beperkte omvang en slechte bereikbaarheid, niet bruikbaar is voor agrarische doeleinden. De raad had volgens [appellant sub 2] en anderen in het plan een regeling moeten opnemen die voorziet in de oprichting van een reclamezuil of een windturbine.
4.1. De raad betoogt dat hij het perceel overeenkomstig het bestaande gebruik heeft bestemd. Het plan voorziet niet in de door [appellant sub 2] en anderen gewenste reclamezuil of windturbine ten einde de open karakteristiek van het plangebied te behouden en horizonvervuiling te voorkomen, aldus de raad.
4.2. De raad heeft het plan overeenkomstig het bestaande en legale gebruik vastgesteld hetgeen in beginsel getuigt van een goede ruimtelijke ordening. Het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat op het perceel de bestemming "Agrarisch met Waarden" niet kan worden verwezenlijkt omdat het perceel daarvoor niet groot genoeg is, kan niet worden gevolgd. [appellant sub 2] en anderen hebben niet aannemelijke gemaakt dat onvoldoende ruimte beschikbaar is om de bestemming "Agrarisch met Waarden" te realiseren reeds nu het perceel grenst aan percelen waaraan dezelfde bestemming is gegeven. Voorts is voorzien in een ontsluiting van het perceel zodat ook hierin geen belemmering is gelegen om het perceel voor agrarische doeleinden te gebruiken.
Aan het plan heeft de raad het LOP ten grondslag gelegd. In het LOP is vermeld dat het perceel natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden bevat op grond waarvan het open karakter dient te worden behouden. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de zichtlijnen over het perceel naar het Fort aan de Buurtsteeg behouden moeten blijven en dat een reclamezuil of windturbine deze zichtlijnen zou aantasten. Gelet op het vorenstaande heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Agrarisch met Waarden" met de aanduiding "specifieke vorm agrarisch met waarden openlandschap" aan het perceel kunnen toekennen en kunnen afzien van een regeling die voorziet in de oprichting van een reclamezuil dan wel een windturbine.
Het betoog faalt.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. N.S.J. Koeman en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
579-779.