201307397/1/R1.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Broekhuizen, gemeente Horst aan de Maas,
appellant,
en
de raad van de gemeente Horst aan de Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Veerweg 13 Broekhuizen" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. C.R. Jansen, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en de raad, vertegenwoordigd door K.M. van Rijsewijk-Steeghs, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in het planologisch kader voor de realisering van een gebouw op het perceel Veerweg 13, geschikt voor diverse functies op de begane grond en een woonfunctie op de verdiepingen.
3. [appellant] verzet zich tegen het plan, nu ten behoeve van het plan op gronden tegenover zijn woning negen parkeerplaatsen worden gerealiseerd. [appellant] voert in dit verband onder meer aan dat de raad de alternatieve locaties om parkeerplaatsen te realiseren, onvoldoende heeft onderzocht. [appellant] wijst onder meer op het alternatief waarbij parkeerplaatsen aan de oever van de Maas kunnen worden gerealiseerd. Over dit alternatief heeft de raad ten onrechte gesteld dat alle aansluitingen daarvoor nog moeten worden gerealiseerd. Volgens [appellant] is inmiddels als ontsluiting een fiets- en voetpad gerealiseerd en is dit afdoende.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat op het perceel Veerweg 13 geen mogelijkheden zijn om voldoende parkeerplaatsen te realiseren. De raad acht de ontwikkeling echter wel wenselijk en daarom is gezocht naar parkeermogelijkheden in de openbare ruimte. Bij het zoeken naar mogelijkheden is bezien of parkeren reeds planologisch is toegestaan. Voorts geldt als uitgangspunt dat parkeren in de binnenste dorpskern dient te worden vermeden. Gelet hierop is het perceel bij de kruising tussen de Veerstraat en de Hoogstraat gekozen. De raad stelt dat de door [appellant] voorgestelde locaties om parkeerplaatsen te realiseren wel zijn onderzocht, maar dat deze om verschillende redenen niet haalbaar of passend worden geacht.
3.2. Blijkens de verbeelding is aan het perceel Veerweg 13 de bestemming "Gemengd" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen;
b. horeca, in de vorm van horeca I en/ of lichte horeca;
c. maatschappelijke doeleinden;
d. dienstverlening;
e. kantoren;
f. detailhandel;
g. aan huis verbonden beroepen;
[…].
Ingevolge lid 3.3.2, zijn de onder lid 3.1 genoemde functies, met inachtname van het bepaalde in lid 3.3.1, uitsluitend toegestaan indien inzake de parkeerbehoefte voldaan kan worden aan de beschikbare parkeerruimte van negen parkeerplaatsen.
3.3. In de plantoelichting is het perceel dat is gelegen bij de kruising tussen de Veerstraat en de Hoogstraat aangewezen als locatie om de ingevolge artikel 3, lid 3.3.2, van de planregels vereiste negen parkeerplaatsen te realiseren.
In de zienswijzenota heeft de raad aangegeven dat het realiseren van parkeerplaatsen aan de oever van de Maas financieel niet haalbaar is en dat daarom niet voor deze locatie is gekozen. Deze stelling is door de raad ter zitting ingetrokken. Voorts heeft de raad ter zitting medegedeeld dat op deze locatie meer parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd dan op het perceel waar de parkeerplaatsen zijn voorzien, zodat ook voor toekomstige projecten hier parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd. Verder heeft de raad ter zitting gesteld dat het realiseren van parkeerplaatsen aan de oever van de Maas minder impact heeft op de omgeving dan het gekozen perceel. Gelet op het voorgaande heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd dat het realiseren van parkeerplaatsen aan de oever van de Maas ten behoeve van het plan niet een reëel alternatief is. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep van [appellant] is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
4. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant] geen bespreking meer.
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Horst aan de Maas van 25 juni 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veerweg 13 Broekhuizen";
III. draagt de raad van de gemeente Horst aan de Maas op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Horst aan de Maas tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Horst aan de Maas aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Den Broeder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
410-763.