ECLI:NL:RVS:2014:804

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
201308156/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk

Op 5 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen appellanten A en B, beiden wonend te Ansen, en de raad van de gemeente De Wolden. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan "Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk" door de raad op 27 juni 2013. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden die door het college van burgemeester en wethouders zijn gesteld in een eerdere brief van 26 augustus 2006. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 17 januari 2014, waarbij appellanten werden bijgestaan door hun advocaat mr. K.A. Luehof, en de raad werd vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker.

De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling heeft vastgesteld dat het plan voorziet in de bouw van vier woningen op een woonerf aan de Om de Kamp te Ansen. De raad heeft in zijn besluit van 27 juni 2013 een nadere motivering gegeven voor de situering van de bouwvlakken, die in overeenstemming is met de bedoeling van het college. Appellanten hebben geen inhoudelijke gronden aangevoerd tegen deze motivering.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep van appellanten ongegrond is, omdat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt tot een goede ruimtelijke ordening. De uitspraak van de Afdeling bevestigt de beleidsvrijheid van de raad en de noodzaak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de belangen van betrokkenen. De proceskostenveroordeling is afgewezen, omdat hiervoor geen aanleiding bestaat.

Uitspraak

201308156/1/R4.
Datum uitspraak: 5 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend te Ansen, gemeente De Wolden,
en
de raad van de gemeente De Wolden,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk" opnieuw vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [wederpartij] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. K.A. Luehof, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.M. van Koeveringe-Dekker, advocaat te Middelburg, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als belanghebbenden verschenen Erfgoed Landelijk Bouwen B.V., vertegenwoordigd door mr. Van Koeveringe-Dekker, voornoemd, bijgestaan door M. Dekker, J. Dekker en P. Brink, alsook [wederpartij], bijgestaan door mr. S. Zoer, advocaat te Emmen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in bouwmogelijkheden voor vier woningen op een woonerf aan de Om de Kamp te Ansen.
3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Wolden (hierna: het college) bij brief van 26 augustus 2006 te kennen heeft gegeven dat hij planologische medewerking wil verlenen aan het plan van [wederpartij] om ter hoogte van de kruising Om de Kamp-Broekdijk te Ansen vier woningen op een woonerf te bouwen. Het college heeft daarbij onder meer als voorwaarde gesteld dat de achtergrens van de bouwblokken op de percelen aan de Broekdijk 1 en de Ruinerdijk 21 de grens voor het te realiseren bouwblok vormen. De raad heeft vervolgens bij besluit van 12 juli 2012 het plan "Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk" vastgesteld, waarmee is voorzien in bouwmogelijkheden voor de vier woningen op een woonerf. [appellant] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 1 mei 2013 in zaak nr. 201208769/1/R4 het besluit van de raad van 12 juli 2012 tot vaststelling van het plan "Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk" vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet was gemotiveerd dat aan het uitgangspunt was voldaan zoals dat was neergelegd in de brief van het college van 26 augustus 2006. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling heeft de raad het bestemmingsplan "Ansen, landschappelijk bouwen Om de Kamp - Broekdijk" opnieuw vastgesteld, waarbij de situering van de zuidelijk gelegen bouwvlakken op het woonerf nader is gemotiveerd.
4. Wat betreft de stelling van de raad dat [appellant] niet als belanghebbende bij het bestreden besluit kan worden aangemerkt, overweegt de Afdeling dat zij in haar uitspraak van 1 mei 2013 in zaak nr. 201208769/1/R4 heeft geoordeeld dat het belang van [appellant] rechtstreeks bij het bestreden besluit is betrokken. Nu onbetwist is dat zich nadien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan wat betreft factoren die dit belang raken, ziet de Afdeling geen aanleiding hierover thans anders te oordelen. Gelet hierop is [appellant] belanghebbende bij het bestreden besluit.
5. Het beroep van [appellant] is gericht tegen het plandeel met de bestemming "Wonen" dat ziet op de zuidelijk gelegen percelen, voor zover het de positionering van de zuidelijk gelegen bouwvlakken betreft. Volgens [appellant] voldoet het plan niet aan de voorwaarden die het college heeft geformuleerd in zijn brief van 26 augustus 2006. In de door [appellant] voorgestane versie ligt de achtergrens van de zuidelijk gelegen bouwvlakken minder ver van de Om de Kamp af.
5.1. Volgens de raad heeft het college de bedoeling gehad te waarborgen dat de bebouwing op het te realiseren woonerf niet te ver van de weg komt te liggen. Dit heeft het college in de brief van 26 augustus 2006 niet goed verwoord. In de brief van het college staat dat de achtergrens van de bouwblokken op de percelen aan de Broekdijk 1 en de Ruinerdijk 21 de grens vormen voor het te realiseren bouwblok, maar het college wenste dat de erfgrenzen van de percelen aan de Broekdijk 1 en de Ruinerdijk 21 de achtergrens zouden vormen, zo stelt de raad. De raad heeft - overeenkomstig de bedoeling van het college - de bouwvlakken in het plan zo gesitueerd, dat niet te ver van de weg wordt gebouwd, aldus de raad.
5.2. De Afdeling overweegt dat het de raad - wat er ook zij van zijn standpunt dat het college de voorwaarde voor ligging van de bouwvlakken niet goed heeft verwoord - was toegestaan om met een nadere motivering af te wijken van het uitgangspunt dat door het college is geformuleerd in de brief van het college van 26 augustus 2006. Temeer nu uit voormelde uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2013 niet volgt dat de raad moet vasthouden aan het uitgangspunt voor situering van de bouwvlakken, zoals verwoord in de hiervoor bedoelde brief van het college. De raad heeft bij besluit van 27 juni 2013 een nadere motivering gegeven voor de situering van de bouwvlakken. Nu [appellant] daartegen inhoudelijk geen gronden heeft gericht, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich op basis van deze nadere motivering niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt tot een goede ruimtelijke ordening.
Het betoog faalt.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2014
528-786.