ECLI:NL:RVS:2014:820

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2014
Publicatiedatum
12 maart 2014
Zaaknummer
201206282/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Ammerzoden vastgesteld door de raad van de gemeente Maasdriel

Op 12 maart 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Ammerzoden" dat op 1 maart 2012 door de raad van de gemeente Maasdriel was vastgesteld. De appellanten, waaronder Atron Ammerzoden B.V. en de Ondernemersvereniging Ammerzoden, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Afdeling heeft op 5 juni 2013 een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat het besluit van 1 maart 2012 in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat het bouwvlak aan de Hoge Heiligenweg 12 niet de vereiste omvang had van ten minste 60% van het desbetreffende bouwperceel. De raad werd opgedragen om dit gebrek binnen 16 weken te herstellen.

Op 5 september 2013 heeft de raad een herstelplan vastgesteld, maar Atron B.V. heeft betoogd dat dit herstel niet adequaat was en dat het bouwvlak niet voldoende was vergroot. De Afdeling heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het beroep van Atron B.V. tegen het besluit van 1 maart 2012 gegrond was, en heeft dit besluit vernietigd voor zover het bouwvlak niet aan de vereisten voldeed. De beroepen van de andere appellanten zijn ongegrond verklaard. Het beroep van Atron B.V. tegen het herstelplan van 5 september 2013 is ongegrond verklaard, omdat de raad zich aan de opdracht uit de tussenuitspraak had gehouden. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan Atron B.V. en het griffierecht.

Uitspraak

201206282/1/R2
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
2. [appellant sub 2], handelend onder de naam [bedrijf A], wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
3. [appellant sub 3], handelend onder de naam [bedrijf B], wonend te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Atron Ammerzoden B.V., gevestigd te Ammerzoden, gemeente Maasdriel (hierna: Atron B.V.),
5. de vereniging Ondernemersvereniging Ammerzoden, gevestigd te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
6. [appellante sub 6], gevestigd te Ammerzoden, gemeente Maasdriel,
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Atron B.V., Ondernemersvereniging Ammerzoden en [appellante sub 6] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2], Atron B.V. en Ondernemersvereniging Ammerzoden hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2013, waar [appellant sub 1], Atron B.V, vertegenwoordigd door A.A.W.M. van Rooij, bijgestaan door mr. J.H. Hartman, advocaat te Hedel, Ondernemersvereniging Ammerzoden, vertegenwoordigd door A.L.H. van den Oord, bijgestaan door mr. J.H. Hartman, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellante sub 6], alle drie vertegenwoordigd door mr. J.H. Hartman, en de raad, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar en mr. M.R. Prins, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Bij tussenuitspraak van 5 juni 2013, nr. 201206282/1/T1/R2, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 1 maart 2012 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 5 september 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12" (hierna: het herstelplan) vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Atron B.V. bij brief van 30 oktober 2013 een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De raad heeft bij brief van 7 januari 2014, verzonden 8 januari 2014, een nader stuk ingediend, waarop Atron B.V. heeft gereageerd.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 1 maart 2012
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat het ter plaatse van het perceel aan de Hoge Heiligenweg 12 toegekende bouwvlak ten opzichte van het desbetreffende bouwperceel een omvang dient te hebben van ten minste 60%, gelet op het toegekende bebouwingspercentage van 60%. Hiermee heeft de raad zich op een ander standpunt gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Derhalve heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit van 1 maart 2012, voor zover het bedoelde bouwvlak niet een omvang heeft van ten minste 60% van het desbetreffende bouwperceel, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2. Gelet hierop is het beroep van Atron B.V., voor zover gericht tegen het besluit van 1 maart 2012 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover het bouwvlak dat is toegekend ter plaatse van het perceel aan de Hoge Heiligenweg 12 niet ten minste een omvang heeft van 60% van het desbetreffende bouwperceel.
De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Ondernemersvereniging Ammerzoden en [appellante sub 6] tegen het besluit van 1 maart 2012 zijn gelet op de overwegingen 3.2, 4.2, 5.2, 5.3, 6, 7.2, 8.3 en 11 van de tussenuitspraak ongegrond.
3. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending daarvan met inachtneming van hetgeen daarin onder 9.2 is overwogen het gebrek in het besluit van 1 maart 2012 te herstellen door het plan alsnog zo te wijzigen dat het bouwvlak dat is toegekend aan het plandeel betreffende de gronden aan de Hoge Heiligenweg 12 een zodanige omvang heeft dat ten minste het voor het betreffende bouwperceel toegekende bebouwingspercentage van 60% kan worden gerealiseerd.
Het besluit van 5 september 2013
4. Bij besluit van 5 september 2013 heeft de raad voor de gronden aan de Hoge Heiligenweg 12 het herstelplan vastgesteld.
Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van Atron B.V. van 26 juni 2012 van rechtswege mede betrekking op het besluit van 5 september 2013.
Atron B.V. heeft naar aanleiding van het besluit van 5 september 2013 twee stukken ingediend, met als onderwerp ‘zienswijze’ onderscheidenlijk ‘beroepschrift’. Nu het stuk met als onderwerp ‘beroepschrift’ het plandeel betreft waarop het beroep van Atron B.V. reeds van rechtswege mede betrekking heeft, merkt de Afdeling dit stuk aan als aanvullende zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
5. Atron B.V. heeft haar beroepsgronden dat het plan ten onrechte niet voorziet in een bedrijfswoning aan de Hoge Heiligenweg 12 en dat hetgeen in de planregels onder ‘bouwperceel’, ‘bouwvlak’ en ‘bebouwingspercentage’ wordt verstaan onduidelijk is, en dat een groter bouwvlak moet worden toegekend omdat artikel 3, lid 3.4, onder 3.4.1 en onder 3.4.2, van de planregels anders onuitvoerbaar zijn, niet aangevoerd tegen het besluit van 1 maart 2012 waarmee de raad het plan heeft vastgesteld. Dat plan voorzag evenmin in een bedrijfswoning ter plaatse en bevatte gelijkluidende definitiebepalingen en afwijkingsbevoegdheden. Atron B.V. heeft zijn beroepsgronden hiermee dan ook uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting, dat ook ten grondslag ligt aan artikel 6:13 van de Awb, alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, kan niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen Atron B.V. in dit opzicht aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft. Deze beroepsgronden slagen derhalve reeds daarom niet.
6. Wat het betoog van Atron B.V. betreft dat bij de vaststelling van het herstelplan ten onrechte niet opnieuw afdeling 3.4 van de Awb is gevolgd, is van belang dat de Afdeling in overweging 11 van de tussenuitspraak op grond van artikel 8:80a, tweede lid, van de Awb heeft vermeld dat bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het plan afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw hoeft te worden toegepast. In een einduitspraak kan, behoudens zeer uitzonderlijke gevallen, niet worden teruggekomen van in een tussenuitspraak gegeven oordelen die partijen binden. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen grond om terug te komen van haar oordeel in de tussenuitspraak.
Het betoog faalt.
7. Atron B.V. betoogt dat de raad niet heeft voldaan aan de door de Afdeling gegeven opdracht in de tussenuitspraak. Zij voert hiertoe aan dat in het raadsbesluit niet de zinsnede "ten minste" is opgenomen. Voorts voert zij aan dat de raad een nieuw bestemmingsplan heeft vastgesteld en niet het vorige plan heeft gewijzigd. Ook heeft de raad volgens haar bij de mededeling aan de Afdeling een conceptversie en niet de vastgestelde versie van de analoge verbeelding overgelegd. Zij stelt dat de vastgestelde en de conceptversie van de analoge verbeelding verschillen. Atron B.V. wenst dat het bouwvlak haar gehele perceel omvat en betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom hij heeft gekozen voor de toegekende omvang en situering van het bouwvlak. Zij wijst erop dat binnen het plangebied van het plan bouwvlakken voorkomen die het gehele perceel omvatten. Ten slotte stelt Atron B.V. dat volgens het besluit van 5 november 2013 in de toekomst aan andere bedrijfspercelen mogelijk ruimere bouwmogelijkheden zullen worden toegekend, terwijl zulks voor haar niet zal worden overwogen.
7.1. Anders dan Atron B.V. stelt, is in het vaststellingsbesluit van het herstelplan de zinsnede "ten minste" vermeld. Ook is, anders dan zij stelt, in artikel 3, lid 3.4, onder 3.4.2, van de planregels van het herstelplan, voorzien in een gelijkluidende afwijkingsregeling als die waarin artikel 6, lid 6.4, onder 6.4.2, van de planregels van het plan voorzag.
Deze betogen missen derhalve feitelijke grondslag.
7.2. Anders dan Atron B.V. meent, volgt uit de tussenuitspraak dat het herstel van het gebrek kan bestaan uit het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan voor de relevante gronden. Door een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, heeft de raad dan ook niet in strijd gehandeld met de opdracht die de Afdeling in de tussenuitspraak aan de raad heeft gegeven.
Het betoog faalt.
7.3. Ten aanzien van het betoog van Atron B.V. dat de raad bij de mededeling aan de Afdeling conceptversies van de planstukken heeft overgelegd, en dat uit het besluit van 5 november 2013 volgt dat in de toekomst aan andere bedrijfspercelen mogelijk ruimere bouwmogelijkheden zullen worden toegekend, overweegt de Afdeling het volgende. Het overleggen van de bedoelde planstukken aan de Afdeling dateert van 27 september 2013 en de bedoelde wijzigingen van het planologische regime zullen mogelijk in de toekomst plaatsvinden. Zij kunnen daarom, gelet op het feit dat de toetsing van het bestreden besluit door de Afdeling wordt verricht aan de hand van de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op 5 september 2013, niet worden betrokken bij het thans voorliggende geschil.
Deze betogen falen.
7.4. De Afdeling stelt vast dat het uitgangspunt van de raad is geweest dat het bebouwingspercentage van 60%, dat was toegekend in het plan kan worden gerealiseerd binnen het toegekende bouwvlak. Vaststaat dat het bouwvlak dat is toegekend in het herstelplan hierin voorziet. Voorts heeft de raad in aanmerking genomen dat een verdere vergroting van het bouwvlak onwenselijk is gelet op het stedenbouwkundig patroon en de omliggende woningen. In hetgeen Atron B.V. heeft aangevoerd, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding hoeven zien een ruimer bouwvlak toe te kennen of het bouwvlak op andere wijze te situeren. Daartoe is van belang dat Atron B.V. niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit zodanig concrete plannen bestonden om de bedrijfsbebouwing aan de Hoge Heiligenweg 12 uit te breiden of te verplaatsen dat de raad daarmee bij de vaststelling van het plan rekening had moeten houden. Gelet hierop geeft hetgeen Atron B.V. heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat plan in zoverre onvoldoende is gemotiveerd. Nu uit de tussenuitspraak volgt dat het herstel van het gebrek eruit kon bestaan dat een bouwvlak met een omvang van 60% of meer van het betreffende bouwperceel werd toegekend, geeft de omstandigheid dat geen groter bouwvlak is toegekend evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad in strijd zou hebben gehandeld met de opdracht die de Afdeling in de tussenuitspraak aan de raad heeft gegeven.
Het betoog faalt.
7.5. Over de door Atron B.V. gemaakte vergelijking met andere bedrijfspercelen in het plangebied van het plan waar het bouwvlak zich uitstrekt over het gehele betreffende perceel, overweegt de Afdeling dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat bedoelde percelen, anders dan het perceel aan de Hoge Heiligenweg 12, niet direct grenzen aan percelen met burgerwoningen.
In hetgeen Atron B.V. heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door Atron B.V. genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie.
Het betoog faalt.
8. Het betoog van Atron B.V. dat de raad in paragraaf 3.2 van de plantoelichting geen verwijzing naar de plantoelichting van het plan heeft mogen opnemen, vindt geen steun in het recht. Daarbij is van belang dat in de plantoelichting is vermeld dat het plan geen verruiming mogelijk maakt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden ter plaatse zoals deze al in het plan reeds waren beoogd en zoals deze reeds in het kader van laatstgenoemd plan door de raad zijn beoordeeld. De in dit verband door Atron B.V. aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2009 in zaak nr. 200806088/1/R2 geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu in dat geval een toelichting op het betreffende wijzigingsplan in het geheel ontbrak.
Het betoog faalt.
9. Naar aanleiding van de stelling van Atron B.V. dat de planregels onvoldoende zijn uitgewerkt, overweegt de Afdeling dat haar niet is gebleken dat deze ontoereikend zouden zijn. Het aangevoerde leidt derhalve niet tot het oordeel dat het plan niet met de te betrachten zorgvuldigheid is voorbereid of onvoldoende is gemotiveerd.
Het betoog faalt.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep van Atron B.V., voor zover gericht tegen het besluit van 5 september 2013, ongegrond.
Gelet op het bovenstaande overweegt de Afdeling dat het in de tussenuitspraak geconstateerde en onder rechtsoverweging 2 vermelde gebrek is hersteld.
11. De raad dient ten aanzien van Atron B.V. op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], Ondernemersvereniging Ammerzoden en [appellante sub 6] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Atron Ammerzoden B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 1 maart 2012 gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 1 maart 2012, voor zover het bouwvlak dat is toegekend aan het plandeel betreffende de Hoge Heiligenweg 12 te Ammerzoden niet een zodanige omvang heeft dat ten minste het voor het betreffende bouwperceel toegekende bebouwingspercentage van 60% kan worden gerealiseerd;
III. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], de vereniging Ondernemersvereniging Ammerzoden en [appellante sub 6] tegen het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 1 maart 2012 ongegrond;
IV. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Atron Ammerzoden B.V. tegen het besluit van de raad van de gemeente Maasdriel van 5 september 2013 ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Maasdriel tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Atron Ammerzoden B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 487,00 (zegge: vierhonderdzevenentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad van de gemeente Maasdriel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Atron Ammerzoden B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
579-743.