ECLI:NL:RVS:2014:835
Raad van State
- Hoger beroep
- M. Vlasblom
- J. Kramer
- D.J.C. van den Broek
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van vergunningaanvraag voor afsluiten van de Hanebijtershoek te Gieten
Op 23 januari 2012 heeft appellant een vergunning aangevraagd voor het afsluiten van de Hanebijtershoek te Gieten. Op 3 mei 2012 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op deze aanvraag. De rechtbank Assen heeft op 5 maart 2013 dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2014, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. E.E. Grit, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Geertjes, zijn verschenen.
De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Hij stelt dat het besluit van 2 april 2012 niet als een besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt, omdat het volgens alle betrokken partijen een onjuist besluit is. Het college heeft dit besluit genomen om te voorkomen dat het dwangsommen verbeurt.
De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de brief van 2 april 2012 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. De evidente onjuistheid van de inhoud van een besluit is niet van belang voor de bepaling van het besluitkarakter. De rechtbank heeft bovendien vastgesteld dat het college binnen twee weken na de ingebrekestelling een beslissing heeft genomen op de aanvraag van appellant, waardoor appellant geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft derhalve terecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.