201304070/1/R4.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gouda,
en
de raad van de gemeente Gouda,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Watertoren Schielands Hoge Zeedijk 20" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 oktober 2013, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat en drs. B. Grisnich, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan beoogt een planologische regeling te bieden voor de watertoren, het bijgebouw en het omliggende terrein aan de Schielands Hoge Zeedijk 20 te Gouda.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met artikel 4, lid 4.1, onder e, van de planregels waarin is bepaald dat wonen uitsluitend ter plaatse van de watertoren en het bijgebouw tot een hoogte van maximaal 6 m gemeten vanaf de begane grondvloer is toegestaan. Hij stelt door deze planregel in zijn gebruiksmogelijkheden te worden beperkt, daar voor de vaststelling van dit plan, een bestemmingsplan ontbrak. Volgens [appellant] dient bij recht het bewonen van de gehele watertoren te worden toegestaan. De in artikel 12, lid 12.2, van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid is volgens hem onvoldoende, omdat geen zekerheid bestaat dat gebruik zal worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. [appellant] voert aan dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de watertoren niet geheel mag worden gebruikt voor wonen. Volgens hem heeft het toestaan van wonen in de gehele watertoren geen ruimtelijke gevolgen voor de omliggende bedrijven. Daartoe voert [appellant] aan dat uit de plantoelichting volgt dat de aspecten luchtkwaliteit, veiligheid, geur, stof en geluid geen belemmering vormen voor het toestaan van wonen in de gehele watertoren. Voorts voert hij ten aanzien van het aspect geur aan dat geen verschil bestaat tussen de op de bovenverdiepingen van de watertoren toegestane functie kantoren en de functie wonen. In dit kader voert [appellant] aan dat door de raad bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de bestemming "Wonen" aan de gehele watertoren zou worden toegekend in het plan. Daartoe wijst hij op het besluit van de raad van 25 mei 2011, waarbij als uitgangspunt is vastgesteld dat het plan voorziet in de bestemming "Wonen" voor de watertoren.
3.1. Volgens de verbeelding is aan de watertoren, voor zover hier van belang, de bestemming "Gemengd" met de aanduidingen "specifieke vorm van gemengd-1" en "wro-zone - wijzigingsgebied" toegekend en is aan het bijgebouw, voor zover hier van belang, de bestemming "Gemengd" met de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-2" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden bestemd voor wonen.
Ingevolge lid 4.1, onder e, geldt voor de onder a genoemde functie wonen dat deze functie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-2" en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd-1" tot een hoogte van maximaal 6 m gemeten vanaf de begane grondvloer is toegestaan.
3.2. In de plantoelichting staat dat de planlocatie is gelegen in het gebied Schielands Hoge Zeedijk, dat is te typeren als een bedrijven/industrieterrein. Uit de plantoelichting volgt dat het plan gericht is op het vastleggen van de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik. Niet in geschil is dat in de huidige situatie de begane grond van de watertoren in gebruik is als woning en dat daar een woonvergunning voor is verleend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellant] weliswaar tevens het gebruik voor bewoning van de bovenste verdiepingen van de watertoren voor ogen heeft, maar dat voor deze herontwikkeling van de watertoren ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen concreet, zo nodig met onderzoeken onderbouwd, plan bestond, noch anderszins aannemelijk is gemaakt dat het voornemen zodanig concreet was dat dit zonder meer in het plan kon worden opgenomen. Nu niet duidelijk was hoe [appellant] hieraan invulling wenste te geven, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hij onvoldoende gegevens had om de ruimtelijke aanvaardbaarheid ervan afdoende te kunnen beoordelen. Daarbij neemt de Afdeling de ligging van het plangebied in aanmerking alsook dat uit de plantoelichting blijkt dat het onderhavige plan uitvoering geeft aan het besluit van de raad van 25 mei 2011, waarbij als uitgangspunt is vastgesteld dat het plan het goed functioneren van het geluidgezoneerde bedrijventerrein mogelijk maakt en inpassing van woonfuncties plaatsvindt onder deze voorwaarde. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad er niet in redelijkheid voor heeft kunnen kiezen om de functie wonen tot een hoogte van maximaal 6 m gemeten vanaf de begane grondvloer toe te staan ter plaatse van de watertoren.
3.3. Over het betoog van [appellant] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat door [appellant] niet aannemelijk is gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan zou voorzien in de bestemming "Wonen" voor de gehele watertoren. De Afdeling is van oordeel dat, anders dan [appellant] stelt, uit het besluit van de raad van 25 mei 2011, waarbij uitgangspunten voor het onderhavige plan, het bestemmingsplan "Schielands Hoge Zeedijk" en het bestemmingsplan "Geluidzone industrieterrein Hollandsche IJssel" zijn vastgesteld, duidelijk naar voren komt dat primair het uitgangspunt is dat het plan het goed functioneren van het geluidgezoneerde bedrijventerrein aan de Schielands Hoge Zeedijk mogelijk maakt en dat onder deze voorwaarde inpassing van woonfuncties plaatsvindt. Het uitgangspunt dat het plan voorziet in de bestemming "Wonen" voor de watertoren, dient naar het oordeel van de Afdeling daarmee in samenhang te worden bezien. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het raadsvoorstel bij dat besluit is vermeld dat is onderzocht hoe de primaire functie van het bedrijventerrein kan worden gecombineerd met de woonfunctie in de watertoren en dat de wettelijke kaders uitbreiding van het bedrijf Croda en het handhaven van de woning in de watertoren mogelijk maken. In het raadsvoorstel wordt voorgesteld om in te stemmen met dit compromis waarmee het bestaande gebruik van de watertoren en de bedrijfsbelangen worden verenigd. Gelet op het vorenstaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in zoverre in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lodeweges
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
625.