201303930/1/A1.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F], [appellant G], [appellant H] en [appellant I], allen wonend te Froombosch, gemeente Slochteren (hierna: [appellanten]),
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 maart 2013 in zaak nr. 12/1101 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Slochteren.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2012 heeft het college aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het bouwen van een woning met een garage op het perceel [locatie] te Froombosch (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 oktober 2012 heeft het college het door [appellant B], [appellant A], [appellant C], [appellant D], [appellant E], [appellant F] en [appellant I] (hierna: [appellant B] en anderen) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het door [appellant G] en [appellant H] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant G]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond.
Bij uitspraak van 15 maart 2013 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.
[vergunninghouder] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2013, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door J.J. Jullens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. H.A.M. Lamers, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. Het bouwplan voorziet in een woning met een garage op het perceel en is in strijd met de op grond van het ten tijde van belang ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied (herziening 1997)" op het perceel rustende bestemming "Woondoeleinden (categorie IV)". Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college besloten met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
2. [appellant B] en anderen betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet als belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), bij het besluit van 15 mei 2012 kunnen worden aangemerkt.
2.1. Daargelaten de vraag of [appellant B] en anderen als belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb, bij het besluit van 15 mei 2012 kunnen worden aangemerkt, hebben zij en [appellant G] geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende vrijstelling.
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Slochteren het bestemmingsplan "Kolham-Froombosch" vastgesteld. Bij uitspraak van 20 februari 2014 in zaak nrs. 201308456/1/R4 en 201308456/2/R4 heeft de Afdeling het daartegen door [appellanten] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard voor zover het [appellant B] en anderen betreft en voor zover het betrekking heeft op het plandeel met de bestemming "Wonen - 1A" met bouwvlak voor het perceel [locatie], en ongegrond verklaard voor zover het [appellant G] betreft. Het bestemmingsplan, waarmee het bouwplan in overeenstemming is, is daarmee onherroepelijk geworden. Thans kan het bouwplan zonder omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, worden gerealiseerd. Nu voorts niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de vrijstelling kan worden aangenomen en [appellanten] geen gronden hebben aangevoerd tegen de verleende bouwvergunning, moet worden geoordeeld dat voor [appellanten] het belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is komen te vervallen.
3. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Graaff-Haasnoot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
531-776.