201307910/1/R2.
Datum uitspraak: 12 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Oudewater,
en
de raad van de gemeente Oudewater,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Noort Syde II" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2014, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant], [appellant A] en [appellant B], en de raad, vertegenwoordigd door drs. F.H.A. Bots en mr. C.P.W. van den Berg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen is ter zitting nog een stuk in het geding gebracht.
Overwegingen
1. De raad betwist de ontvankelijkheid van het beroep voor zover het is ingediend door [appellant A], [appellant C], [appellant D], [appellant E] en [appellant F]. Hij voert hiertoe aan dat zij het beroepschrift niet hebben ondertekend.
1.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt een beroepschrift ondertekend. Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 kan het beroep ingevolge artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
[appellant A], [appellant C], [appellant D], [appellant E] en [appellant F] hebben het beroepschrift niet ondertekend.
Bij aangetekende brief van 29 augustus 2013 is gewezen op dit verzuim en is tot en met 26 september 2013 de gelegenheid geboden het te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Bij brief van 6 september 2013 hebben [appellant A], [appellant C], [appellant D] en [appellant E] het beroepschrift alsnog ondertekend. Nu het verzuim in zoverre binnen de gestelde termijn is hersteld, bestaat geen aanleiding het beroep, voor zover het is ingediend namens [appellant A], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], niet-ontvankelijk te achten.
Het beroepschrift is niet binnen de aldus gestelde termijn alsnog door [appellant F] ondertekend en aan de Afdeling toegezonden. Gelet hierop is het beroep, voor zover dat beweerdelijk mede is ingediend door [appellant F], niet-ontvankelijk.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
3. [appellant] en anderen hebben bezwaar tegen de toegekende maximale bouwhoogte van 16 meter voor de voorziene woningen in de noordoosthoek van het plangebied (hierna: het perceel). Zij vrezen dat hun privacy hierdoor wordt aangetast. [appellant] en anderen voeren hiertoe aan dat geen behoefte bestaat aan de voorziene gestapelde woningen, maar juist aan grondgebonden woningen. In dat verband wijzen zij er voorts op dat binnen het grondgebied van de gemeente gronden braak liggen waarop ook woningen zouden kunnen worden gerealiseerd. [appellant] en anderen betogen voorts dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met afspraken die zijn gemaakt in het kader van het vorige bestemmingsplan, eveneens "De Noort Syde II" genoemd, dat door de raad is vastgesteld op 26 oktober 2000 (hierna: het vorige plan) waarin voor het perceel een lagere maximale bouwhoogte was opgenomen.
4. Blijkens de verbeelding zijn aan de gronden betreffende het perceel de bestemming "Wonen" een bouwvlakaanduiding en de aanduiding "gestapeld" toegekend. Voorts is de aanduiding "maximale bouwhoogte 16 meter" toegekend, met uitzondering van een strook aan de zuidwestzijde van het perceel waar de aanduiding "maximale bouwhoogte 9 meter" is toegekend.
Ingevolge artikel 9, lid 9.2, onder 9.2.1, onder a, van de planregels worden ter plaatse van de aanduiding "gestapeld" hoofdgebouwen gebouwd in gestapelde vorm.
Ingevolge lid 9.2, onder 9.2.1, onder h, bedraagt de bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte.
5. Het plan voorziet in de noordoosthoek van het plangebied in de realisatie van 30 gestapelde woningen. De raad stelt dat door maatschappelijke ontwikkelingen behoefte is ontstaan aan gestapelde bouw ten behoeve van starters en senioren. De realisatie van zogenoemde nultreden woningen heeft daarbij de voorkeur, onder meer omdat dit de doorstroom van senioren bevorderd en omdat gestapelde woningen niet kunnen worden vergroot tot middeldure woningen en daardoor buiten het bereik van de starters op de woningmarkt zouden komen.
Deze aannames ziet de Afdeling bevestigd in het ‘Woningbouwprogramma 2006 t/m 2015’ dat op 27 oktober 2011 is vastgesteld door de raad (hierna: Woningbouwprogramma), dat is gebaseerd op het woningmarktonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van de ‘Woonvisie Oudewater: Onderzoek en beleid voor levensloopbestendig wonen’ van 13 februari 2007 (hierna: Woonvisie). Hiermee wordt beoogd de vraag naar en het aanbod van verscheidene woningcategorieën in balans te brengen. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het Woningbouwprogramma en de Woonvisie zodanige gebreken vertonen dat de raad zich hierop niet had mogen baseren. Daarbij is in aanmerking genomen dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat in het Woningbouwprogramma en de Woonvisie rekening is gehouden met de bestaande mogelijkheden om woningen te realiseren op thans braakliggende gronden binnen de gemeente.
Dat de voorkeur van starters, indien zij de keuze hebben, uitgaat naar grondgebonden woningen en dat binnen de gemeente ook behoefte bestaat aan grondgebonden woningen, hetgeen de raad heeft onderkend en waarin het plan mede voorziet, geeft gelet op het vorenstaande geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich onder verwijzing naar het Woningbouwprogramma en de Woonvisie niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat behoefte bestaat aan de voorziene gestapelde woningen op het perceel.
Het betoog faalt.
6. Uit de planregels volgt dat de bouwhoogte van op het perceel te realiseren hoofdgebouwen maximaal 16 meter mag bedragen, met uitzondering van de strook aan de zuidwestzijde van het perceel waar de bouwhoogte maximaal 9 meter mag bedragen. In het vorige plan was een maximale bouwhoogte van 9 meter toegestaan voor het perceel. Over het betoog van [appellant] en anderen dat de raad in het vastgestelde plan ten onrechte heeft voorzien in hogere bebouwing op het perceel, wordt overwogen dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De raad heeft te kennen gegeven dat hij de bouwhoogte heeft gebaseerd op het Woningbouwprogramma en de Woonvisie, waaruit volgens hem blijkt dat in de wijk Noort Syde II meer ruimte nodig is voor gestapelde woningen voor starters en senioren. Daarnaast heeft de raad vanuit stedenbouwkundig oogpunt de toegekende bouwhoogte voor de noordoosthoek van het plangebied wenselijk geacht, als afsluiting van de kern Oudewater aan de oostzijde. De raad heeft daarbij onderkend dat de privacy van [appellant] en anderen door de realisatie van woningen op het perceel met een bouwhoogte 16 meter in enige mate zal worden aangetast, maar heeft zich dienaangaande op het standpunt gesteld dat deze bouwhoogte in dit geval aanvaardbaar is. In dat verband heeft de raad van belang kunnen achten dat de bouwhoogte van 16 meter mogelijk is gemaakt op een afstand van 65 meter afstand van de woningen van [appellant] en anderen. Voorts heeft de raad de hoogte van bestaande bebouwing in Oudewater, de wijk Noort Syde II met de appartementengebouwen aan de Kokos, Kluwen en Garen en het aangrenzende bedrijventerrein Tappersheul bij zijn afweging kunnen betrekken. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat, hoewel het plan bezwaren voor [appellant] en anderen met zich brengt in het kader van hun privacy, deze bezwaren niet zo ernstig zijn dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen doorslaggevend gewicht hoefde te worden toegekend aan het belang van [appellant] en anderen ten opzichte van de belangen die zijn gediend met de in het plan voorziene bouwhoogte van 16 meter.
Het betoog faalt.
7. Over het betoog van [appellant] en anderen dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellant] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan voor het perceel niet zou voorzien in een grotere bouwhoogte dan waarin het vorige plan voorzag. De omstandigheden dat het vorige plan voor het perceel voorzag in een maximale bouwhoogte van 9,00 meter en dat verscheidene omwonenden na overleg met de betrokken wethouder en onder de voorwaarden die zijn vermeld in het verslag van het overleg dat plaatsvond op 30 augustus 2000 met het vorige plan hebben ingestemd, vormen niet een dergelijke toezegging. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Het betoog faalt.
8. [appellant] en anderen voeren terecht aan dat de in artikel 3.8, eerste lid, onder e, van de Wet ruimtelijke ordening gestelde termijn is overschreden. Uit deze wettelijke bepaling noch uit enige andere bepaling kan echter worden afgeleid dat de raad na het verstrijken van deze termijn niet meer bevoegd is het bestemmingsplan vast te stellen. Het door [appellant] en anderen op dit punt aangevoerde geeft dan ook geen aanleiding voor vernietiging van het bestreden besluit.
9. Gelet op het voorgaande is beroep, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het is ingediend door [appellant F];
II. verklaart het beroep, voor zover dit ontvankelijk is, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2014
12-743.