ECLI:NL:RVS:2014:89

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
22 januari 2014
Zaaknummer
201206088/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Nijnsel en de juridische-planologische regeling voor de bebouwde kom

Op 22 januari 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Nijnsel" dat op 29 maart 2012 door de raad van de gemeente Sint-Oedenrode was vastgesteld. De appellanten, twee besloten vennootschappen gevestigd te Sint-Oedenrode, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij zich niet konden verenigen met de vastgestelde planregeling voor hun perceel. De appellanten stelden dat de regeling hen niet toestond hun bedrijfsactiviteiten, die onder andere grondwerken, sloopwerken en wegenbouw omvatten, voort te zetten op de locatie waar zij momenteel actief zijn.

De Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissingen terughoudend moeten worden getoetst. De Afdeling heeft beoordeeld of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. De raad had de bestemming "Bedrijf" met specifieke aanduidingen voor transport en opslag aan het perceel toegekend, en de Afdeling concludeerde dat de raad terecht had vastgesteld dat de huidige activiteiten van de appellanten in overeenstemming waren met deze bestemming.

De Afdeling oordeelde dat de door de appellanten gewenste verruiming van de bestemming zou leiden tot onaanvaardbare milieuhinder voor de omliggende woningen, en dat de raad in redelijkheid had kunnen besluiten om de bestemming niet te verruimen. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201206088/1/R4.
Datum uitspraak: 22 januari 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [appellant A] en [appellant B], beide gevestigd te Sint-Oedenrode (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Sint-Oedenrode,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Nijnsel" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 augustus 2013, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van der Aa, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Van der Aa BV, en de raad, vertegenwoordigd door J.C.A.M. den Otter, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan bevat een juridisch-planologische regeling voor de bebouwde kom van Nijnsel.
3. [appellant] kan zich niet met de voor haar perceel [locatie 1] vastgestelde planregeling verenigen voor zover deze niet voorziet in het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van haar bedrijfsactiviteiten, bestaande uit grondwerken, sloopwerken en wegenbouw.
[appellant] betoogt hiertoe dat zij het perceel ten behoeve van voornoemde bedrijfsactiviteiten wil kunnen blijven gebruiken zolang nog niet duidelijk is of alle bedrijfsactiviteiten op haar nieuwe locatie aan de [locatie 2] zullen kunnen worden voortgezet.
4. De raad stelt dat met de gekozen bestemming is aangesloten bij de voorheen geldende bestemming en het huidige gebruik. De raad stelt dat het bedrijf inmiddels grotendeels aan de [locatie 2] is gevestigd en dat de bedrijfsactiviteiten voornamelijk op locatie voor derden worden uitgeoefend. Op de locatie [locatie 1] beperken de huidige activiteiten zich tot opslag van zand en steenachtige materialen en de aan- en afvoer van materialen, met daaraan ondergeschikt reparatie en onderhoud van machines en materialen. Deze activiteiten zijn als zodanig bestemd, aldus de raad, waarbij het aan- en afvoeren van materialen als vorm van transport wordt beschouwd.
Verruiming van de bestemming acht de raad ongewenst, gelet op de milieuhinder die dit ter plaatse van de omliggende woningen zal veroorzaken. Daarbij heeft de raad aansluiting gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering", editie 2009, van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure).
5. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Bedrijf" en onder meer de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - transport" en "opslag" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor:
a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven;
b. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - transport", een transportbedrijf;
[…]
f. ter plaatse van de aanduiding "opslag", buitenopslag;
[…]
6. In het voorheen geldende plan "Buitengebied", vastgesteld op 4 juni 1974, was aan het perceel de bestemming "Transport- en bouwmaterialenbedrijven" toegekend.
Ingevolge artikel 14, lid A, van de planvoorschriften mochten op deze gronden uitsluitend bouwwerken ten behoeve van een transport- of bouwmaterialenbedrijf worden gebouwd.
7. Uit het beroepschrift en de toelichting van [appellant]ter zitting volgt dat met ingang van 1 mei 2008 haar bedrijfsactiviteiten zijn verplaatst naar [locatie 2] en dat het perceel [locatie 1] momenteel nog in gebruik is voor de opslag van zand, steen en grind en de stalling van vrachtwagens, tankwagens en een puinbreker, waaronder het onderhoud en de reparatie hiervan. De bestemming "Bedrijf" met de aanduidingen "specifieke vorm van bedrijf - transport" en "opslag" laat deze activiteiten toe. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het bestaand gebruik dienovereenkomstig is bestemd.
De raad heeft bij de vaststelling van het plan aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. Blijkens de verbeelding staan op een afstand van minder dan 20 m rondom het perceel woningen die ook als zodanig zijn bestemd. De omgeving van het perceel is door de raad getypeerd als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. De door [appellant] gewenste verruiming van de bestemming betreft een verruiming met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 en hoger. Voor bedrijven in categorie 3.1 en hoger geldt volgens de VNG-brochure in gemengd gebied een richtafstand van ten minste 30 meter. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door [appellant] gewenste uitbreiding van de bestemming zal leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de omliggende percelen. De raad heeft daarbij in redelijkheid tevens gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheid dat een bedrijf in grondwerken en sloopwerken en een wegenbouwbedrijf evenmin als zodanig waren bestemd in het voorheen geldende plan.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. J. Kramer, leden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014
472-745.