ECLI:NL:RVS:2014:947

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201304803/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring van rijbewijs door RDW en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Rotterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de directie van de Dienst Wegverkeer (RDW) tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 11 april 2013 geoordeeld dat de RDW het rijbewijs van de wederpartij ongeldig had verklaard op basis van onjuiste gegevens. De RDW had op 2 juli 2012 het rijbewijs van de wederpartij ongeldig verklaard, omdat het was afgegeven op basis van een vals Mexicaans rijbewijs. De rechtbank vernietigde het besluit van de RDW en herstelde de situatie door het besluit van 2 juli 2012 te herroepen. De RDW ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 17 februari 2014 werd de zaak behandeld. De RDW voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de deskundige niet over actuele kennis beschikte van Mexicaanse rijbewijzen. De rechtbank had overwogen dat de deskundige niet had kunnen vaststellen of het rijbewijs van de wederpartij authentiek was, omdat de deskundige niet beschikte over de meest recente informatie over Mexicaanse rijbewijzen. De RDW betoogde dat het onwaarschijnlijk was dat er binnen korte tijd wijzigingen in de rijbewijzen zouden plaatsvinden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de deskundige niet over actuele kennis beschikte. De RDW had het recht om het rijbewijs van de wederpartij ongeldig te verklaren, maar de rechtbank had terecht geoordeeld dat het besluit van 14 september 2012 onzorgvuldig was voorbereid. De Afdeling besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, en dat de uitspraak van de rechtbank voor het overige werd bevestigd. De RDW werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

201304803/1/A1.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de directie van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW)
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2013 in zaak nr. 12/4387 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de RDW.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juli 2012 heeft de RDW het rijbewijs van [wederpartij] ongeldig verklaard.
Bij besluit van 14 september 2012 heeft de RDW het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 april 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 september 2012 vernietigd en het besluit van 2 juli 2012 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de RDW hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2014, waar de RDW, vertegenwoordigd door mr. E.C. Niemeijer, werkzaam bij de RDW, en [wederpartij], bijgestaan door mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel aan [wederpartij] alsnog een Nederlands rijbewijs is afgegeven, zij een belang heeft bij een beoordeling van haar beroep. In hetgeen de RDW heeft aangevoerd, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat de rechtbank dit ten onrechte heeft overwogen.
2. Ingevolge artikel 124, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt een rijbewijs overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels voor een of meer categorieën van motorrijtuigen of voor een deel van de geldigheidsduur ongeldig verklaard, indien het is afgegeven op grond van door de houder verschafte onjuiste gegevens en niet zou zijn afgegeven, indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest.
3. Op 24 mei 2012 heeft [wederpartij] een aanvraag ingediend tot omwisseling van het aan haar door de autoriteiten van de Mexicaanse provincie Chihuahua afgegeven rijbewijs met documentnummer [...] voor een Nederlands rijbewijs. Bij besluit van 12 juni 2012 heeft de RDW het Mexicaanse rijbewijs omgewisseld voor een Nederlands rijbewijs.
In een op 2 juli 2012 op ambtsbelofte opgestelde 'Verklaring van bevindingen/onderzoek' van een Buitengewoon Opsporingsambtenaar, werkzaam bij de RDW, afdeling R&I - Operations, Unit Rijbewijzen, is vermeld dat, na onderzoek en vergelijking met een de ambtenaar bekend zijnd specimen van een soortgelijk Mexicaans rijbewijs, is gebleken dat de ondergrondbedrukking van het Mexicaanse rijbewijs is aangebracht door middel van een printtechniek in plaats van een druktechniek. Dit heeft de ambtenaar tot de conclusie geleid dat het rijbewijs vals is.
Bij besluit van 2 juli 2012 heeft de RDW het Nederlandse rijbewijs ongeldig verklaard. Zij heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat indien ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest dat het buitenlandse rijbewijs geen geldig document was, er geen Nederlands rijbewijs zou zijn afgegeven.
In een op 4 juli 2012 door voormelde ambtenaar op ambtsbelofte opgestelde 'Verklaring van bevindingen/onderzoek' is vermeld dat het Mexicaanse rijbewijs qua detaillering niet overeenkomt met door de autoriteiten van Chihuahua afgegeven originele documenten van dit model en dat de UV-beveiligingen in het document afwijken ten opzichte van voormelde originele documenten. Ook in deze verklaring is geconcludeerd dat het Mexicaanse rijbewijs vals is.
In bezwaar heeft [wederpartij] een in het Spaans opgestelde verklaring 'Dirrección de la Devisión de Vialidad y Transito' van 1 augustus 2012 van de provinciale autoriteiten van Chihuahua overgelegd. Hoewel in de bezwaarfase op 21 augustus 2012 door de Mexicaanse consul een verklaring is opgesteld, die blijkens de adressering door de consul rechtstreeks aan de RDW is verzonden, is niet komen vast te staan dat deze verklaring de RDW vóór het nemen van het besluit op bezwaar heeft bereikt.
Bij besluit van 14 september 2012 heeft de RDW op het bezwaar beslist en het besluit van 2 juli 2012 gehandhaafd. De RDW heeft zich op het standpunt gesteld dat redelijkerwijs van de 'Verklaring van onderzoek/bevindingen' van 2 en 4 juli 2012 dat het Mexicaanse rijbewijs vals is, kan worden uitgegaan en dat het document van de provinciale autoriteiten van 1 augustus 2012 daaraan niet kan afdoen.
In beroep heeft [wederpartij] de Nederlandse vertaling van de hiervoor vermelde verklaring van 1 augustus 2012, de verklaring van de Mexicaanse consul van 21 augustus 2012 en een vertaling daarvan overgelegd. Bij brief van 26 februari 2013 heeft zij een proces-verbaal van Documentonderzoek van een brigadier van politie, werkzaam bij de Politie Rotterdam-Rijnmond, Regionale Recherche Dienst, Forensische Opsporing, Unit Documentenonderzoek (Falsificaten) van 30 januari 2013 overgelegd.
4. De RDW betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld of de door de RDW ingeschakelde deskundige ten tijde van het opstellen van de verklaringen van 2 en 4 juli 2012 beschikte over actuele kennis van Mexicaanse rijbewijzen, zodat de RDW zich bij de besluitvorming niet heeft mogen verlaten op uitsluitend die verklaringen. Zij voert daartoe aan dat het uitermate onaannemelijk is dat er regelmatig binnen een korte periode wijzigingen worden doorgevoerd binnen Mexicaanse rijbewijzen. Voorts voert zij aan dat de Unit Rijbewijzen van de RDW, waar de deskundige werkzaam is, beschikt over alle in omloop zijnde modellen rijbewijzen.
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat aan de kennis en expertise van een deskundige in de besluitvorming een groot gewicht wordt toegekend, zodat het van groot belang is dat deskundigenrapporten nauwgezet en naar waarheid zijn opgemaakt. Dat betekent dat aan de kennis en kunde van de deskundige hoge eisen moeten worden gesteld, zowel aan de inhoud als aan de actualiteit van die kennis. Van die kennis zal, aldus de rechtbank, onderdeel moeten uitmaken dat de deskundige ervan op de hoogte is dat/als documenten regelmatig wijzigen op kenmerkende eigenschappen. Het te onderzoeken document zal dan moeten worden vergeleken met een document met in principe dezelfde kenmerken, omdat het onderzoek anders geen zin heeft. Het op de hoogte zijn van die wijzigingen en het beschikken over de relevante juiste vergelijkingsdocumenten moet worden geacht onderdeel uit te maken van de specifieke deskundigheid op basis waarvan in de bestuurlijke fase en in rechte kan worden beslist.
Volgens de rechtbank staat vast dat de beveiligings- of andere kenmerken van het op 12 februari 2011 aan [wederpartij] afgegeven rijbewijs afwijken van die van het bij de RDW op 22 oktober 2011 geleverde rijbewijs, waarmee is vergeleken en, nu het kennelijk mogelijk is dat dergelijke verschillen bestaan, had de deskundige van de RDW daarvan op de hoogte moeten zijn en zijn onderzoek met inachtneming van die wetenschap moeten verrichten. De stelling van de RDW dat het onmogelijk is om altijd de meest recente rijbewijzen uit alle landen ter wereld voorhanden te hebben, maakt dat, aldus de rechtbank, niet anders.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat bij de ingeschakelde deskundige sprake is van een lacune in de actualiteit van de kennis, namelijk dat binnen een korte periode wijzigingen in druk- en beveiligingstechnieken kunnen voorkomen, en van een lacune in de actualiteit van het referentiemateriaal, dat wellicht dateerde van ver voor februari 2011 of van wellicht acht maanden daarna.
4.2. Hoewel de rechtbank terecht heeft overwogen dat aan de kennis en kunde van de deskundige hoge eisen moeten worden gesteld, zowel aan de inhoud als aan de actualiteit van die kennis, bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat bij de door de RDW ingeschakelde deskundige sprake is van een lacune in de actualiteit van de kennis en in de actualiteit van het referentiemateriaal. De enkele omstandigheid dat tussen het vergelijkingsdocument en het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs verschillen bestaan, is daarvoor onvoldoende. Daarbij wordt nog overwogen dat de rechtbank ten onrechte van de RDW eist dat zij altijd beschikt over de meest recente rijbewijzen uit alle landen van de wereld. Hoewel de klacht van de RDW derhalve terecht is voorgedragen, kan het niet leiden tot het ermee beoogde doel. De Afdeling overweegt hiertoe als volgt.
4.3. [wederpartij] heeft een verklaring van provinciale autoriteiten van Chihuahua van 1 augustus 2012 overgelegd, waarin is vermeld dat aan haar een rijbewijs met nummer […] is afgegeven. Voorts heeft zij een verklaring overgelegd van de Mexicaanse consul in Nederland, waarin staat dat bericht is ontvangen van de provinciale autoriteiten van Chihuahua dat de authenticiteit van het rijbewijs van [wederpartij] bevestigt. In het door [wederpartij] overgelegde proces-verbaal van documentonderzoek van de Politie Rotterdam-Rijnmond is vermeld dat het rijbewijs met nummer […] is vergeleken met een later door de provinciale autoriteiten van Chihuahua afgegeven rijbewijs en dat beide documenten wat betreft lay-out en druk en/of reproductietechniek overeenkomen. De UV-reactie was afwijkend. Verder is in het proces-verbaal gewezen op een gesprek tussen de brigadier van politie en de Mexicaanse consul, waarin de consul heeft verklaard dat het rijbewijs met nummer […] authentiek is, de rijbewijzen die de verschillende Mexicaanse provincies afgeven onderling wat betreft lay-out, druk- en beveiligingstechnieken van elkaar afwijken en het regelmatig voorkomt dat binnen die verschillende modellen, binnen een korte periode wijzigingen in druk- en beveiligingstechnieken doorgevoerd worden, zodat daarin verschillen ontstaan ten opzichte van elkaar. Ter zitting bij de rechtbank heeft [wederpartij] , onder verwijzing naar het nummer op het rijbewijs, verklaard dat aan haar opnieuw een Nederlands rijbewijs is afgegeven op basis van het door de provinciale autoriteiten van Chihuahua afgegeven rijbewijs met nummer […]. [wederpartij] heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat zij wenst te vernemen op welke gronden haar Mexicaanse rijbewijs vals is bevonden en dat zij een voorbeeld wenst te zien van het document waarmee haar rijbewijs is vergeleken, waarbij zij heeft opgemerkt dat Mexicaanse rijbewijzen regelmatig wijzigen, zodat het van belang is dat haar rijbewijs met een geschikt document is vergeleken. Nu de RDW niet is ingegaan op dit door [wederpartij] in bezwaar en beroep gevoerde betoog en het vergelijkingsdocument evenmin heeft overgelegd, is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat het besluit van 14 september 2012 dient te worden vernietigd, omdat het onzorgvuldig is voorbereid.
5. Dit neemt niet weg dat in hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, aanleiding kan worden gevonden om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Daartoe bestaat aanleiding indien de in hoger beroep alsnog gegeven motivering het besluit kan dragen.
6. De RDW heeft ter zitting van de Afdeling het door [wederpartij] overgelegde Mexicaanse rijbewijs getoond. Zij heeft tevens het rijbewijs getoond, waarmee de door haar ingeschakelde deskundige het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs heeft vergeleken. Dit vergelijkingsdocument betreft een door de autoriteiten van Chihuahua op 22 oktober 2011 afgegeven rijbewijs. Dit rijbewijs is door de RDW geverifieerd bij de afgevende autoriteiten. De RDW heeft verklaard dat, zodra een nieuw model rijbewijs bij de RDW wordt overgelegd, dit rijbewijs bij de afgevende autoriteiten wordt geverifieerd. Volgens de RDW worden er binnen één model geen wijzigingen doorgevoerd om te voorkomen dat instanties aan wie een rijbewijs ter controle wordt getoond, niet weten of het rijbewijs vals is. Ter illustratie heeft de RDW ter zitting een rijbewijs getoond van een eerder door de autoriteiten van Chihuahua afgegeven en geverifieerd rijbewijs. Dit rijbewijs en het vergelijkingsdocument hebben niet dezelfde kenmerken en zijn verschillende modellen. Nu het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs in principe dezelfde kenmerken heeft als het vergelijkingsdocument, is de Afdeling van oordeel dat, gelet op het verhandelde ter zitting, de RDW het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs heeft mogen vergelijken met het op 22 oktober 2011 door de autoriteiten van Chihuahua afgegeven rijbewijs.
6.1. De RDW heeft ter zitting voorts gewezen op de verschillen tussen het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs en het vergelijkingsdocument, op grond waarvan de deskundige van de RDW in de verklaringen van 2 en 4 juli 2012 tot de conclusie is gekomen dat het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs vals is. Aan de hand van beide rijbewijzen heeft de RDW ter zitting laten zien dat van de onderkant van het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs een stuk is afgesneden en de grootte van onder meer de getallen op de documenten verschillend is. Zij heeft voorts verklaard dat de ondergrondbedrukking op het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs is aangebracht door middel van printtechniek en niet door een druktechniek, zoals wel geschiedt bij de door de autoriteiten van Chihuahua afgegeven rijbewijzen. Ter toelichting van deze stelling heeft zij aan de hand van bij het hogerberoepschrift gevoegde foto's ter zitting gewezen op verschillen tussen beide rijbewijzen, wat betreft de kleur van de ondergrondbedrukking en de details in de kleuren van de ondergrondbedrukking. Tevens heeft de RDW foto's getoond, waarop te zien is dat het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs anders reageert op UV-licht dan het vergelijkingsdocument.
6.2. Gelet op de ter zitting getoonde en toegelichte documenten en foto's is de Afdeling van oordeel dat de RDW zich in het besluit op bezwaar op basis van de verklaringen van de deskundige van 2 en 4 juli 2012 op het standpunt heeft mogen stellen dat het door [wederpartij] overgelegde rijbewijs geen geldig document is.
7. Het hoger beroep is gegrond. Omdat de Afdeling, gelet op hetgeen onder 6 en 6.1 is vermeld, in hoger beroep alsnog aanleiding ziet met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, is er geen plaats meer voor het oordeel van de rechtbank voor zover daarbij het besluit van 2 juli 2012 is herroepen en is bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De aangevallen uitspraak dient dan ook in zoverre te worden vernietigd. De aangevallen uitspraak dient voor het overige te worden bevestigd.
8. De RDW dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 april 2013 in zaak nr. 12/4387, voor zover daarbij het besluit van de directie van de Dienst Wegverkeer van 2 juli 2012 is herroepen en bepaald is dat de uitspraak in de plaats treedt van het door de rechtbank vernietigde besluit van de directie van de Dienst Wegverkeer van 14 september 2012;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 14 september 2012 geheel in stand blijven;
IV. veroordeelt de directie van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 974,00 (zegge: negenhonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. bepaalt dat van de directie van de Dienst Wegverkeer een griffierecht van € 478,00 (zegge: vierhonderdachtenzeventig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Pieters
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
473.