ECLI:NL:RVS:2014:964

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201305291/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W. Sorgdrager
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor woningbouw en houtopstand in Deurne

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de verlening van een omgevingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Deurne. De vergunning, verleend op 20 juli 2012, betreft de bouw van een woning, het vellen van een houtopstand en het aanleggen van een uitweg op een perceel in Deurne. De appellanten, bestaande uit [appellant A], [appellant B] en de erven van [appellant C], hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar hun bezwaar werd door het college ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank Oost-Brabant, die op 1 mei 2013 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het college vernietigde. Het college heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 januari 2014 behandeld. De appellanten voerden aan dat de termijn voor het indienen van hun bezwaar verschoonbaar was, omdat zij niet tijdig op de hoogte waren gesteld van de vergunningverlening. De rechtbank had echter geoordeeld dat de bekendmaking van de vergunning op deugdelijke wijze had plaatsgevonden en dat de appellanten zelf verantwoordelijk waren voor het raadplegen van gemeentelijke publicaties. De Afdeling heeft deze overwegingen van de rechtbank onderschreven en geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er zijn geen proceskosten aan de zijde van de appellanten toegewezen, omdat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling bestond. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 maart 2014.

Uitspraak

201305291/1/A1.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en de erven van [appellant C] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), te Deurne,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 1 mei 2013 in zaak nr. 13/387 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2012 heeft het college aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning, het vellen of doen vellen van een houtopstand en het maken, hebben of veranderen van een uitweg of het veranderen van het gebruik daarvan, op het perceel [locatie 1] te Deurne (hierna: het perceel).
Bij besluit van 13 december 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 december 2012 vernietigd, het ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2014, waar [appellant A], bijgestaan door M.J.E. Driessen, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.P.G. Ricken, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], bijgestaan door mr. F.K. van den Akker, advocaat te Eindhoven, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge artikel 6:7, eerste lid, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 6:15, eerste lid, wordt, indien het bezwaar- of beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of bij een onbevoegde bestuursrechter, het, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de afzender.
Ingevolge het tweede lid is het eerste lid van overeenkomstige toepassing indien in plaats van een bezwaarschrift een beroepschrift is ingediend of omgekeerd.
Ingevolge het derde lid is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
2. Het bouwplan waarvoor bij het besluit van 20 juli 2012 een omgevingsvergunning is verleend, ziet op de bouw van een vrijstaande woning op het perceel.
3. De rechtbank heeft het door [appellant] ingediende pro-forma beroepschrift tegen het besluit van 20 juli 2012 op 4 september 2012 ontvangen en dit vervolgens als bezwaarschrift naar het college doorgezonden. Als datum van indiening van het bezwaarschrift geldt ingevolge artikel 6:15, derde lid, van de Awb, de datum van indiening van het beroepschrift bij de rechtbank.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van [appellant] op 4 september 2012, en derhalve buiten de bezwaartermijn die afliep op 31 augustus 2012, is ingediend.
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de termijnoverschrijding niet verschoonbaar heeft geacht. Hij voert daartoe aan dat de bij het besluit van 19 april 2011 verleende vrijstelling voor het bouwplan, waarvan bij het verlenen van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt, niet of althans niet behoorlijk is gepubliceerd. Verder had volgens hem bij de publicatie van de verlening van de omgevingsvergunning mede moeten worden vermeld dat ook tegen de eerder verleende vrijstelling bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank is er verder volgens hem ten onrechte aan voorbijgegaan dat het college, als het nieuwe besluiten met betrekking tot de bouwplannen op het perceel zou nemen, hem daarvan persoonlijk op de hoogte zou stellen. Hij wijst er verder op dat het adres dat in de publicatie van vergunningverlening is vermeld, [locatie 2], niet het adres is waarop de vergunning betrekking heeft. De termijnoverschrijding is aldus volledig buiten zijn schuld, maar door toedoen van het college, ontstaan, aldus [appellant].
4.1. De rechtbank heeft terecht in hetgeen in beroep is aangevoerd, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de termijnoverschrijding bij het indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar is. Zij heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat voor het college geen wettelijke plicht bestond om [appellant] persoonlijk op de hoogte te stellen van het besluit waarbij de omgevingsvergunning is verleend. Dat besluit is, naar niet is weersproken, door toezending ervan aan de aanvrager op 20 juli 2012 op deugdelijke wijze bekend gemaakt. Daarnaast is het in het Weekblad van Deurne van 26 juli 2012 gepubliceerd.
Zoals [appellant] ter zitting heeft bevestigd, was hij ervan op de hoogte dat op 4 juni 2012 een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwplan was ingediend. Naar aanleiding van die aanvraag heeft de gemachtigde van [appellant], zoals deze ter zitting heeft bevestigd, op 18 juli 2012 telefonisch contact opgenomen met de behandelend ambtenaar. Daarna heeft over die aanvraag een mailwisseling tussen de gemachtigde en die ambtenaar plaatsgevonden. Daarin heeft de ambtenaar onder meer aan de gemachtigde medegedeeld dat niet werd verwacht dat de termijn voor de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning zou worden verdaagd.
Nu [appellant] gelet hierop erop bedacht kon zijn dat uiterlijk op 30 juli 2012 op de aanvraag zou worden beslist, lag het op zijn weg daarna steeds de gemeentelijke publicaties over de verlening van omgevingsvergunningen te raadplegen. Hij heeft dat echter nagelaten, waardoor hij niet tijdig van de publicatie kennis heeft genomen. Wat er dan ook zij van de door [appellant] gestelde onjuistheden daarin, zij vormen in ieder geval niet de reden van de termijnoverschrijding bij het maken van bezwaar. Derhalve faalt het betoog van [appellant] dat zijn termijnoverschrijding aan het college is te wijten.
Voorts is de stelling van [appellant] dat het besluit van 19 april 2011 tot verlening van de vrijstelling niet deugdelijk is gepubliceerd, wat daarvan zij, niet van belang bij de beoordeling van de vraag of de termijnoverschrijding bij het maken van het bezwaar tegen het besluit van 20 juli 2012 verschoonbaar is.
De rechtbank heeft terecht ook in hetgeen voorts nog is aangevoerd, zoals dat de periode waarin de omgevingsvergunning is verleend in de zomervakantie viel, evenmin aanleiding gezien voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Bolleboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
641.