ECLI:NL:RVS:2014:972

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201305611/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en de vereisten voor overeenkomst met gastouderbureau

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 15 mei 2013 het beroep van [appellant] gegrond verklaarde en het besluit van de Belastingdienst van 10 april 2012 vernietigde. Dit besluit had betrekking op de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor het jaar 2009, dat door de Belastingdienst op nihil was vastgesteld. De Belastingdienst had het bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard, omdat hij niet de gevraagde gegevens had aangeleverd die nodig waren om de aanspraak op de toeslag te beoordelen.

De rechtbank oordeelde dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand moesten blijven, wat leidde tot het hoger beroep van [appellant]. Tijdens de zitting op 19 februari 2014, waar zowel [appellant] als de vertegenwoordiger van de Belastingdienst aanwezig waren, werd de zaak behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving, zoals de Wet kinderopvang (Wko) en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), besproken. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten, werd verworpen. De Afdeling oordeelde dat de Belastingdienst terecht had gesteld dat [appellant] niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van de kinderopvangtoeslag, omdat hij niet de benodigde overeenkomst had overgelegd die aan de voorwaarden van artikel 52 van de Wko voldeed.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 19 maart 2014.

Uitspraak

201305611/1/A2.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 mei 2013 in zaak nr. 12/2444 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 24 december 2010, zoals aangevuld bij besluit van 5 april 2012, heeft de Belastingdienst het aan [appellant] over 2009 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 10 april 2012 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 mei 2013 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 10 april 2012 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen ervan geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 februari 2014, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: Wko) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een toeslag in de door hem te betalen kosten van kinderopvang, indien die opvang door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder en de houder.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling bevat de administratie van een gastouderbureau afschriften van alle met de vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. Aan het besluit van 10 april 2012 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat hij, hoewel hij hierom herhaaldelijk heeft verzocht, niet de gevraagde gegevens van [appellant] heeft ontvangen en hij daarom over onvoldoende informatie beschikt om vast te kunnen stellen of [appellant] aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag.
3. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit van 10 april 2012 ten onrechte in stand heeft gelaten, omdat zij niet heeft onderkend dat artikel 52 van de Wko niet van toepassing is in het onderhavige geval. Op 1 augustus 2010 is de Wko gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de nieuwe Wko). Anders dan [appellant] meent dient bij de beantwoording van de vraag of hij over 2009 aanspraak op kinderopvangtoeslag heeft niet de nieuwe Wko, maar de Wko, zoals die in 2009 luidde, te worden toegepast.
4. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, de basis voor de kinderopvang vormde. De gegevens die in de door hem overgelegde akte van de overeenkomst tussen hem en het gastouderbureau ontbreken, staan vermeld in andere door hem overgelegde stukken. Wanneer de door hem overgelegde stukken in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld, blijkt dat de opvang op basis van een overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, heeft plaatsgevonden, aldus [appellant].
4.1. Geen aanspraak op voorschot kinderopvangtoeslag bestaat, indien geen overeenkomst, als bedoeld in artikel 52 van de Wko, de basis voor de opvang vormt. Ingevolge deze bepaling, gelezen in verbinding met artikel 18, eerste lid, van de Awir, moet degene die aanspraak op de toeslag maakt aan de hand van een akte van de overeenkomst met de houder van een gastouderbureau aantonen dat de opvang krachtens zodanige overeenkomst plaatsvindt.
Eerst in hoger beroep heeft [appellant] een akte van een overeenkomst overgelegd. In die akte is vermeld dat [appellant] en het gastouderbureau een maandelijks te betalen bedrag aan de bank zijn overeengekomen. Dit strookt echter niet met het betoog van [appellant] in beroep dat hij heeft gekozen voor de goedkoopste variant die door het gastouderbureau voor bemiddeling werd aangeboden, waarbij aan de vraagouder geen bemiddelingskosten in rekening worden gebracht. In de akte ontbreken bovendien de voor de kinderopvang te betalen prijs per uur, het adres, de postcode en de woonplaats van de kinderen, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar en de duur van de overeenkomst. De overeenkomst voldoet daarmee niet aan de in artikel 52 van de Wko, gelezen in verbinding met artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, gestelde eisen. Dat de andere door hem overgelegde stukken de ontbrekende gegevens wel bevatten kan [appellant] niet baten, reeds omdat dit geen overeenkomsten, als bedoeld in artikel 52 van de Wko zijn. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de Belastingdienst terecht het standpunt heeft ingenomen dat [appellant] geen aanspraak op voorschot kinderopvangtoeslag heeft.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
17-735.