ECLI:NL:RVS:2014:981

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201306067/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor garagebouw in Hoogeveen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 mei 2013, waarin het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen om een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een garage ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning was verleend op 17 december 2010 voor een garage op het perceel [locatie] te [plaats].

Na het indienen van bezwaar door [wederpartij] en [appellante] heeft het college op 19 december 2012 besloten de vergunning niet te herroepen. De rechtbank oordeelde dat de bezwaren van [wederpartij] en [appellante] niet gegrond waren. [appellante] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 14 februari 2014 heeft het college toegelicht dat het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011" dat op 29 november 2012 was vastgesteld, voorziet in het bouwplan zoals aangevraagd, waardoor een omgevingsvergunning niet langer nodig is.

[appellante] betoogde dat de garage niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan, omdat de oppervlakte van de garage 66 m² bedraagt, wat de maximum oppervlakte van 60 m² overschrijdt. Ook stelde zij dat de garage hoger is dan de toegestane bouwhoogte van 8 m. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat de garage voldoet aan de planregels, aangezien een maximum oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen is toegestaan en de hoogte van de garage 7,84 m is.

De Afdeling concludeert dat het bestemmingsplan het bouwplan mogelijk maakt zonder dat een omgevingsvergunning nodig is. Hierdoor heeft [appellante] geen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning. Het hoger beroep van [appellante] wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201306067/1/A1.
Datum uitspraak: 19 maart 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Hoogeveen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 mei 2013 in zaak nr. 13/94 in het geding tussen:
[wederpartij] en [appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2010 heeft het college aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een garage bij de woning op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 19 december 2012 heeft het college naar aanleiding van het bezwaar van [wederpartij] en [appellante] besloten het besluit van 17 december 2010 niet te herroepen.
Bij uitspraak van 28 mei 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] en [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2014, waar [wederpartij] en [appellante], en het college, vertegenwoordigd door ing. B. Halman, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 29 november 2012 heeft de raad van de gemeente Hoogeveen het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011" vastgesteld. Bij uitspraak van 26 februari 2014 in zaak nr. 201301566/1/R4, heeft de Afdeling onder meer het beroep van [appellante] tegen het vaststellingsbesluit van 29 november 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Het bestemmingsplan is daarmee voor zover hier van belang onherroepelijk geworden.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat dit bestemmingsplan voorziet in het bouwplan zoals aangevraagd, zodat voor dit bouwplan niet langer een omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht benodigd is.
2. [appellante] heeft ter zitting betoogd dat het bouwplan niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011". Volgens haar is de oppervlakte van de garage 66 m² en wordt daarmee de maximum oppervlakte van 60 m², die geldt voor alle bijgebouwen op het perceel, overschreden. Daarnaast is de reeds gerealiseerde garage hoger dan de in het bestemmingsplan voorgeschreven maximale bouwhoogte van 8 m, aldus [appellante]. De garage is volgens haar tevens in strijd met de in het bestemmingsplan aan het perceel toegekende bestemming "Wonen", omdat het wordt gebruikt voor het autobedrijf van [vergunninghouder].
2.1. Anders dan [appellante] betoogt wordt met de garage de maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel niet overschreden, nu in de planregels voor het perceel een maximum oppervlakte van 100 m² aan bijgebouwen is toegestaan. Voorts is op de bouwtekeningen behorende bij het besluit van 17 december 2010 voor de garage een hoogte van 7,84 m opgenomen, zodat ook ten aanzien van de hoogte wordt voldaan aan het bestemmingsplan. Dat het bouwwerk hoger dan 8 m zou zijn en zou zijn gebouwd in afwijking van de verleende vergunning is in deze procedure niet aan de orde, nu dit een kwestie van handhaving is. Ten aanzien van de grond die ziet op het gebruik van de garage wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 7 november 2012 in zaak nr. 201111218/1/A1, waarin reeds een oordeel is gegeven over het gebruik van de garage. De Afdeling ziet in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen reden daarop terug te komen. In hetgeen [appellante] aanvoert, wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan is.
Het betoog faalt.
3. Nu het bestemmingsplan "Zuideropgaande 2011" voorziet in het bouwplan betekent dit dat het bouwplan zonder omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, kan worden gerealiseerd. Dit brengt mee dat voor [appellante] geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot verlening van omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en de hogerberoepsgronden van [appellante] die betrekking hebben op de verleende omgevingsvergunning voor die activiteit geen bespreking meer behoeven. [appellante] heeft geen gronden aangevoerd tegen de omgevingsvergunning voor zover deze is verleend voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Derhalve bestaat er voor haar, nu zij ook niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden, geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2014
414-776.