201500163/2/R3.
Datum uitspraak: 26 maart 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[vennoot A] en [vennoot B] en [vennoot C], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Lith, gemeente Oss (hierna tezamen en in enkelvoud: [de vennootschap])
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Oss,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Lith Centrum - 2014" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [de vennootschap] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [de vennootschap] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2015, waar [de vennootschap], vertegenwoordigd door [vennoot A] en [vennoot B], bijgestaan door mr. A.L. van Korlaar van Blijenburgh, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.E.W.J. Quax-Kusters en ir. A.G. Kepers-Koornberg, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor het centrum van Lith en maakt onder meer de verplaatsing van een basisschool en een gemeenschapshuis naar het voormalige gemeentehuis op de hoek van de Mgr. Bekkersstraat en het Anton Coolenplein mogelijk.
3. Ter zitting heeft [de vennootschap] toegelicht dat het verzoek uitsluitend betrekking heeft op haar percelen aan de Mgr. Bekkersstraat. [de vennootschap] vreest dat zij het gebruik van de gronden aan de voorzijde van haar winkelpanden voor het uitstallen van goederen voor de verkoop niet kan voortzetten vanwege de voorgenomen herinrichting van de Mgr. Bekkersstraat. Ook vreest zij dat het parkeertekort in deze straat zal toenemen, zodat minder klanten haar winkels zullen bezoeken en zij inkomsten derft.
4. Ter zitting heeft de raad verklaard dat in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure geen herinrichting van de Mgr. Bekkersstraat zal plaatsvinden. Dit betekent dat [de vennootschap] het bestaande gebruik van bedoelde gronden voor haar winkelpanden aan de Mgr. Bekkersstraat in ieder geval tot de uitspraak in de bodemprocedure kan voortzetten. Gelet hierop stelt de voorzieningenrechter vast dat [de vennootschap] wat betreft dit gebruik geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
5. Ter zitting heeft de raad verder te kennen gegeven dat hij niet wenst te wachten met bouwwerkzaamheden ten behoeve van de verplaatsing van onder meer de basisschool. Om een schoolplein bij de basisschool te realiseren zal het Anton Coolenplein opnieuw worden ingericht. Na deze herinrichting zullen ongeveer evenveel parkeerplaatsen beschikbaar zijn als in de huidige situatie. Verder worden voorzieningen ten behoeve van bouwwerkzaamheden, zoals bouwketen of steigers, op het Anton Coolenplein geplaatst zodat daar tijdelijk enkele parkeerplaatsen minder beschikbaar zullen zijn. De parkeeronderzoeken die aan het plan ten grondslag zijn gelegd mede in aanmerking genomen, heeft [de vennootschap] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van de herinrichting van het Anton Coolenplein dan wel de plaatsing van tijdelijke voorzieningen op dat plein een tekort aan parkeerplaatsen op een aanvaardbare loopafstand van de winkels van verzoekster zal ontstaan waardoor zij inkomsten zou derven.
6. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, griffier.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Kooijman
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2015
177-813.