ECLI:NL:RVS:2015:1054

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
201406880/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Mispadenhof en de gevolgen voor de woonomgeving van appellant

In deze zaak heeft de Raad van State op 1 april 2015 uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "Mispadenhof" dat op 21 mei 2014 door de raad van de gemeente Maasgouw is vastgesteld. Appellant, wonend in Maasbracht, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest dat de realisatie van een horecavoorziening in de vorm van een café/restaurant en de bijbehorende parkeerplaatsen zijn woongenot zal aantasten. De Raad heeft de zaak behandeld op 6 maart 2015, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, en de raad werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente.

De Raad overweegt dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beleidsvrijheid heeft om bestemmingen aan te wijzen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Raad concludeert dat de horecavoorziening en de parkeerplaatsen in overeenstemming zijn met de geldende richtlijnen en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontwikkeling niet leidt tot onaanvaardbare geluidshinder of andere negatieve effecten op de woonomgeving van appellant. De Raad wijst erop dat de indicatieve afstand van 10 meter, zoals aanbevolen in de VNG-brochure, wordt gerespecteerd en dat er geen woningen binnen deze afstand zijn gelegen.

Appellant heeft ook betoogd dat de extra parkeerplaatsen en de daarmee samenhangende geluidsoverlast zijn woongenot aantasten. De Raad heeft vastgesteld dat de geluidniveaus als gevolg van de parkeerplaatsen binnen de geldende normen blijven en dat de raad niet verplicht was om aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De Raad concludeert dat de gemeenteraad niet in strijd heeft gehandeld met de wet en dat het beroep van appellant ongegrond is verklaard.

Uitspraak

201406880/1/R1.
Datum uitspraak: 1 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Maasbracht, gemeente Maasgouw,
en
de raad van de gemeente Maasgouw,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Mispadenhof" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2015, waar [appellant], bijgestaan door mr. ing. M.Th.M. Zusterzeel, advocaat te Weert, en de raad, vertegenwoordigd door P.J.G. Janssen, N.J. Brouwers en mr. E.J.T.H.M. Savelkoul, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in de realisatie van een horecavoorziening in de vorm van een café en/of restaurant en/of expositieruimte bij het bestaande agrarische bedrijf ter plaatse van het perceel Hofstraat 25.
3. [appellant] woont op het perceel [locatie] tegenover het plandeel met de bestemmingen "Agrarisch - Bouwperceel" en "Agrarisch met waarden" ter plaatse van het perceel Hofstraat 25. Hij richt zich tegen de bijbehorende aanduidingen "horeca tot en met categorie 3" en "parkeerterrein".
4. Wat betreft de horecavoorziening betoogt [appellant] dat deze een aantasting van zijn woongenot tot gevolg heeft. In dit kader voert hij aan dat de horecavoorziening leidt tot onaanvaardbare geluidsgevolgen ter plaatse van zijn perceel en dat de raad ten onrechte uitsluitend onderzoek heeft laten verrichten naar de gevolgen van het parkeerterrein en geen onderzoek naar de horecavoorziening maar is uitgegaan van de richtafstand uit de Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2009 (hierna: VNG-brochure).
4.1. Aan het bestreden plandeel is gedeeltelijk de bestemming "Agrarisch - Bouwperceel" met de aanduiding "horeca tot en met categorie 3" toegekend.
Ingevolge artikel 1, lid 1.36, van de planregels is een expositieruimte een ruimte waar een tentoonstelling wordt gehouden.
Ingevolge lid 1.44 wordt onder horeca verstaan: het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Onder horeca categorie 3 wordt verstaan een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Hieronder wordt tevens verstaan het houden van feesten zoals bruiloften, verjaardagen etc. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, zijn de voor "Agrarisch - Bouwperceel" aangewezen gronden bestemd voor:
d. ter plaatse van de aanduiding "horeca tot en met categorie 3", horeca tot en met categorie 3 en/of expositieruimte;
4.2. In de plantoelichting wordt aangesloten bij de VNG-brochure en staat dat binnen de indicatieve afstand geen woningen zijn gelegen of geprojecteerd.
In de plantoelichting staat voorts dat de horecavoorziening binnen de bestaande carréboerderij wordt gerealiseerd. In het verleden is dit deel van de carré met name in gebruik geweest als slecht-weervoorziening, sanitaire voorziening voor de boerderijcamping, keuken en bedieningsruimte voor het boerenterras.
4.3. Voor het plangebied zijn drie vrijstellingen van het voorheen geldende bestemmingsplan verleend.
Bij besluit van 22 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders een binnenplanse vrijstelling verleend voor een kleinschalige minicamping met 15 staanplaatsen achter de monumentale boerderij.
Bij besluit van 19 juni 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders een vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) verleend voor een boerenterras en ijssalon op de binnenplaats van de monumentale boerderij met bijbehorende inpandige bedienings- en uitgifteruimte.
Bij besluit van 1 juni 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders een vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO verleend voor het gebruik van een ruimte (schapenstal) als slecht-weer-voorziening (noodfunctie) ten behoeve van de minicamping en als vertrek voor incidentele educatieve doeleinden (om kennis te maken met de fruitteelt).
4.4. In de VNG-brochure wordt een restaurant of café aangemerkt als een bedrijf in milieucategorie 1 met een grootste indicatieve afstand van 10 m.
4.5. In het rapport "Akoestisch onderzoek Mispadenhof te Maasbracht in het kader van de ruimtelijke onderbouwing" van 11 juli 2012, opgesteld door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (hierna: het akoestisch rapport) staat dat de horecavoorziening voldoet aan de richtafstand.
4.6. In de notitie "Bestemmingsplan Mispadenhof Maasbracht; Akoestische aspecten" van 29 september 2014, opgesteld door Peutz BV in opdracht van [appellant] (hierna: de notitie) staat dat het akoestisch rapport ten onrechte incidentele activiteiten, zoals feesten, buiten beschouwing heeft gelaten.
In de notitie staat voorts dat in het akoestisch rapport ten onrechte niet is beoordeeld of het totaal van activiteiten in het plan aanvaardbaar is, maar slechts de wijzigingen ten opzichte van het voorheen geldende plan.
Voorts staat in de notitie dat een beoordeling van de gecumuleerde geluidbelasting ten onrechte ontbreekt. Hierin dient de reeds heersende geluidbelasting betrokken te worden, omdat enkele van de omliggende woningen zijn gelegen in een zone industrielawaai ingevolge de Wet geluidhinder.
4.7. In de reactie van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV van 22 oktober 2014 op de notitie (hierna: de reactie) staat dat eventuele incidentele feesten niet in afzonderlijke of aanvullende planologische functies worden geregeld en derhalve niet hoeven te worden betrokken in het akoestisch rapport.
Voorts staat in de reactie dat maximaal planologisch geen sprake is van een verslechtering van het woon- en leefklimaat, omdat dit plan geen zwaardere milieucategorie toestaat dan op dit moment al mogelijk is. Daarenboven zijn in het plan geluidreducerende maatregelen vastgelegd die tot lagere geluidniveaus leiden dan planologisch nu reeds kunnen optreden. Het inzichtelijk maken en beoordelen van cumulatie is daarmee niet nodig geacht.
4.8. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt in het verlengde ligt van het reeds toegestane boerenterras en de ijssalon met bijbehorende inpandige bedienings- en uitgifteruimte en dat derhalve cohesie bestaat tussen hetgeen vóór dit plan was toegestaan en hetgeen dit plan toestaat.
Ter plaatse van het bestreden plandeel is horeca tot en met categorie 3 toegestaan. Dit betekent dat een café en/of restaurant kan worden gerealiseerd. De raad heeft zich aangesloten bij de richtafstand uit de VNG-brochure. Deze brochure gaat uit van het beginsel van gemotiveerd toepassen. De raad heeft zich terecht gebaseerd op de functies restaurants en cafés. De VNG-brochure raadt voor deze functies een grootste indicatieve afstand van 10 m aan. Niet in geschil is dat binnen deze afstand geen woningen zijn gelegen of geprojecteerd en dat derhalve aan deze indicatieve afstand wordt voldaan.
[appellant] voert aan dat geen rekening is gehouden met het laagfrequent geluid vanuit het voorziene café/restaurant. De raad heeft ter zitting onbestreden gesteld dat het laagfrequent geluid is verdisconteerd in de indicatieve richtafstand van de VNG-brochure.
Voorts heeft [appellant] betoogd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met feesten die in de horecagelegenheid gehouden kunnen worden. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat feesten zoals toegestaan in het plan activiteiten zijn die inherent zijn aan het gebruik van een restaurant of café. Deze activiteiten zijn derhalve verdisconteerd in de indicatieve richtafstand van de VNG-brochure.
[appellant] stelt voorts dat de raad de cumulatie van de geluidsgevolgen van dit plan met de geluidsgevolgen van de reeds bestaande activiteiten had moeten onderzoeken. De Afdeling overweegt dat de indicatieve richtafstand van de VNG-brochure betrekking heeft op het totale aantal toegestane activiteiten, waaronder de bestaande activiteiten vallen. Met de gevolgen van de bestaande activiteiten voor de omgeving is derhalve rekening gehouden.
In de enkele stelling dat de raad de cumulatie van de geluidsgevolgen van dit plan met de reeds heersende geluidbelasting als gevolg van het industrielawaai had moeten onderzoeken, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet van de indicatieve afstand uit de VNG-brochure mocht uitgaan.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd heeft de raad daarom geen aanleiding hoeven zien om niet bij de indicatieve afstand uit de VNG-brochure aan te sluiten. De raad heeft derhalve een aanvullend geluidsonderzoek naar de gevolgen van de toegestane horeca in redelijkheid achterwege mogen laten.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt voorts dat de extra benodigde parkeerplaatsen een aantasting van zijn woongenot tot gevolg hebben. In dit kader voert hij aan dat de parkeervoorziening leidt tot onaanvaardbare geluidsgevolgen ter plaatse van zijn perceel. Voorts betoogt hij dat het akoestisch onderzoek dat de raad aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, ondeugdelijk is. Voorts betoogt hij dat de raad ten onrechte de bepaling van de richtwaarde niet heeft gebaseerd op de "IL-HR-15-01 (Richtlijnen voor karakterisering en meting omgevingsgeluid)" (hierna: de IL-HR-15-01).
5.1. Aan het bestreden plandeel is gedeeltelijk de bestemming "Agrarisch met waarden" met de aanduiding "parkeerterrein" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden bestemd voor:
f. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein".
Ingevolge lid 4.5.1 wordt tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:
i. parkeren indien de geluidsnormen uit de van toepassing zijnde milieuregels (BARIM) worden overschreden.
5.2. Ingevolge artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
5.3. In de VNG-brochure wordt een parkeerterrein aangemerkt als een bedrijf in milieucategorie 2. Bij een rustige woonwijk wordt in de VNG-brochure aanbevolen om met betrekking tot een parkeerterrein wat betreft het aspect geluid een richtafstand van 30 m aan te houden. In het geval deze richtafstand niet kan worden gehaald, wordt aanbevolen een grenswaarde van 45 dB(A) voor het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau, een grenswaarde van 65 dB(A) voor het maximale geluidsniveau en een grenswaarde van 50 dB(A) voor het geluidsniveau ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking in acht te nemen.
5.4. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar de geluidbelasting op de omliggende woningen vanwege het voorziene parkeerterrein, waarvan de uitkomsten zijn vastgelegd in het akoestisch rapport.
In het akoestisch rapport staat dat het parkeerterrein niet voldoet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure, zodat een aanvullend akoestisch onderzoek is uitgevoerd naar de geluidbelasting als gevolg van het parkeren.
Voorts staat in het akoestisch rapport dat met het oog op de toekomstige situatie 56 parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
In het akoestisch rapport staat dat het langetijdgemiddelde beoordelingsniveau voor de woning van [appellant] hooguit 23 dB(A) overdag, 29 dB(A) in de avond en 23 dB(A) voor de nacht bedraagt. Het maximale geluidsniveau bedraagt hooguit 43 dB(A) overdag, 44 dB(A) in de avond en 44 dB(A) voor de nacht. Met betrekking tot de indirecte hinder is de geluidsbelasting inzichtelijk gemaakt van de voertuigen van en naar de inrichting indien deze zich bevinden op de Hofstraat. Zodra het verkeer zich bevindt op de Kloosterstraat of Kempweg wordt aangenomen dat het is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. In het akoestisch onderzoek staat dat voor de woningen op de percelen Kloosterstraat 45 en Kempweg 1 het te respecteren geluidniveau wordt overschreden. Alle overige woningen voldoen aan de grenswaarden.
5.5. In de notitie staat dat het akoestisch rapport ten onrechte uitgaat van 56 parkeerplaatsen, omdat in de plantoelichting een totaal aantal van 96 parkeerplaatsen wordt genoemd.
In de notitie staat voorts dat in het akoestisch rapport ten onrechte wordt gesteld dat de maximale geluidniveaus als gevolg van parkeren onder de werking van het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen en daarmee een norm van 60 dB(A) in de nacht geldt en derhalve altijd sprake zal zijn van een inpasbare situatie. Geluid als gevolg van parkeren blijft namelijk ingevolge artikel 2.19, derde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer buiten beschouwing bij het bepalen van het genormeerde maximale geluidsniveau.
5.6. In de reactie staat dat het aantal beschouwde parkeerplaatsen betrekking heeft op de wijziging van de planologische situatie en niet op het totaal aanwezige en planologisch reeds toelaatbare aantal parkeerplaatsen.
In de reactie staat voorts dat in het akoestisch rapport de maximale geluidsniveaus worden getoetst aan de grenswaarden volgens het stappenplan uit de toegepaste VNG-brochure. Alleen ter aanvulling is aangegeven dat het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de nachtperiode een grens van 60 dB(A) hanteert.
5.7. De Afdeling overweegt dat in de reactie onbestreden staat dat de verwijzing naar het Activiteitenbesluit milieubeheer moet worden uitgelegd in die zin dat het Activiteitenbesluit milieubeheer voor de nachtperiode een grens van 60 dB(A) hanteert en dat derhalve niet wordt gesteld dat het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing is op het parkeerterrein.
Met betrekking tot het betoog dat in plaats van de richtwaarden uit de VNG-brochure, de richtwaarden hadden moeten worden bepaald aan de hand van de IL-HR-15-01 overweegt de Afdeling dat er geen bepaling is die ertoe verplicht dat de IL-HR-15-01 wordt toegepast.
In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen uitgaan van de grenswaarden zoals deze in de VNG-brochure zijn aanbevolen.
5.8. Met betrekking tot het betoog dat het akoestisch rapport ten onrechte uitgaat van 56 parkeerplaatsen, omdat in de plantoelichting een totaal aantal van 96 parkeerplaatsen wordt genoemd, heeft de raad ter zitting onbestreden gesteld dat het rapport op dit punt een verschrijving bevat en dat rekening is gehouden met alle parkeerplaatsen, ook de bestaande, die voor de horecavoorziening zullen worden gebruikt. De Afdeling overweegt dat de raad ten onrechte de parkeerplaatsen ten behoeve van het kampeerterrein buiten beschouwing heeft gelaten. Inzichtelijk dient immers te worden gemaakt de geluidsbelasting die [appellant] zal ondervinden ten gevolge van de parkeerplaatsen van het gehele plan. De Afdeling ziet evenwel aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, omdat het gelet op de berekende geluidsniveaus ter plaatse van de woning van [appellant], de afstand tussen zijn woning en de parkeerplaatsen en het aantal parkeerplaatsen behorende bij het kampeerterrein niet aannemelijk is dat indien deze parkeerplaatsen in het akoestisch rapport zouden zijn betrokken de geluidsnormen ter plaatse van de woning van [appellant] zouden worden overschreden. Voorts is het niet aannemelijk dat belangen van derden hierdoor worden geschaad.
5.9. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van onaanvaardbare geluidshinder ter plaatse van de woning van [appellant]. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd bestaat derhalve evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad in strijd heeft gehandeld met de artikelen 3:9 en 3:49 van de Awb.
Het betoog faalt.
6. [appellant] betoogt voorts dat zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast doordat de aan te leggen parkeerplaatsen onaanvaardbare gevolgen zullen hebben voor de luchtkwaliteit. In dit kader voert hij aan dat gelet op de toegestane 96 parkeerplaatsen een onderzoek naar de luchtkwaliteit niet achterwege had mogen blijven.
6.1. In de plantoelichting staat dat de ontwikkeling niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
6.2. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) maken bestuursorganen bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen.
Ingevolge het tweede lid zijn de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden of wettelijke voorschriften, de bevoegdheden en wettelijke voorschriften bedoeld in:
c. artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Ingevolge het vierde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent het in betekenende mate bijdragen als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder c, waaronder begrepen het aanwijzen van categorieën van gevallen die in ieder geval al dan niet in betekenende mate bijdragen in de daar bedoelde zin.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) draagt, met ingang van het tijdstip dat een programma als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, van de Wm voor de eerste maal is vastgesteld, de uitoefening van een of meer bevoegdheden of de toepassing van een of meer wettelijke voorschriften niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van die uitoefening of toepassing, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide (NO2) niet de 3%-grens overschrijdt.
6.3. Niet in geschil is dat de beoogde ontwikkeling maximaal 238 extra verkeersbewegingen per dag ten gevolge zal hebben. De raad heeft een berekening overgelegd die is gemaakt met de zogenoemde NIBM-tool. De raad heeft hierbij terecht alleen de extra verkeersbewegingen in de berekening betrokken. Beoordeeld dient immers te worden of hetgeen met dit plan extra mogelijk wordt gemaakt ten opzichte van hetgeen vóór dit plan mogelijk was niet in betekenende mate bijdraagt aan de effecten op de luchtkwaliteit. De NIBM-tool is door het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in samenwerking met InfoMil ontwikkeld voor kleine ruimtelijke plannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit om te bepalen of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. Gebruik van de NIBM-tool voor deze toepassing is onder meer aanvaard in de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2014, in zaak nr. 201305681/1/R1 (www.raadvanstate.nl). Uit de door de raad overgelegde berekening volgt dat de concentratie stikstofdioxide (NO2) als gevolg van de toename van 238 verkeersbewegingen met 0,20 µg/m³ toeneemt. De concentratie zwevende deeltjes (PM10) neemt met 0,05 µg/m³ toe. Beide toenamen zijn minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden. De berekening bevestigt derhalve hetgeen ook al in de plantoelichting staat.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de effecten op de luchtkwaliteit en heeft de raad geen aanleiding hoeven zien voor een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit.
Het betoog faalt.
7. [appellant] betoogt dat de Structuurvisie Maasgouw 2030, vastgesteld door de raad bij besluit van 5 juli 2012, (hierna: Structuurvisie) zich verzet tegen de aanleg van parkeerplaatsen.
7.1. In de Structuurvisie staat dat het karakter van elke buitenplaats sterk verschilt. Dit betreft de vorm en opzet van de gebouwen als ook de vaak kwetsbare omgeving. Dit betekent dat eventuele nieuwe ontwikkelingen van plek tot plek om maatwerk vragen. Dit betekent dat ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen de volgende criteria centraal staan:
1. Omgevingskwaliteiten sturend. De samenhang tussen het object en de landschappelijke omgeving is vaak bepalend voor de attractiviteit van het historisch ensemble. Deze samenhang dient niet verloren te gaan door nieuwe ontwikkelingen, zoals aanleg van parkeervoorzieningen. Deze zijn wellicht wel mogelijk, maar vragen om aanvullende landschappelijke maatregelen om tot een optimale inpassing te komen.
7.2. Parkeervoorzieningen zijn volgens de Structuurvisie mogelijk onder aanvullende landschappelijke maatregelen. Door de voorwaardelijke verplichtingen in de artikelen 3, lid 3.5.3 en 4, lid 4.5.3, van de planregels wordt gewaarborgd dat het landschapsinrichtingsplan wordt uitgevoerd en in stand gehouden. Niet is gesteld dat het landschapsinrichtingsplan onvoldoende resulteert in het optimaal inpassen van de parkeervoorzieningen. De voorziene parkeervoorzieningen zijn derhalve niet in strijd met de Structuurvisie.
Het betoog faalt.
8. De niet nader gemotiveerde stelling dat onvoldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn, is onvoldoende voor een oordeel van een dergelijke strekking.
Het betoog faalt.
9. [appellant] heeft zich in zijn beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in zijn beroepschrift, noch anderszins redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
10. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2015
410-812.