ECLI:NL:RVS:2015:1064

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
201402460/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • J.G.C. Wiebenga
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan vaststelling door de raad van de gemeente Zeist en beroep van het Fruitbedrijf

Op 8 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen het Fruitbedrijf, vertegenwoordigd door de maten [maat A] en [maat B], en de raad van de gemeente Zeist. Het geschil betreft de vaststelling van het bestemmingsplan '[locatie 1]' door de raad op 17 december 2013. Het Fruitbedrijf heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening is dat het plan in strijd is met de Provinciale ruimtelijke verordening, specifiek artikel 4.7, vierde lid, dat voorwaarden stelt aan de bouw van nieuwe woningen bij agrarische bedrijfsbeëindiging.

De Afdeling heeft de zaak op 2 maart 2015 ter zitting behandeld. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat het plan niet voldoet aan de voorwaarden van de verordening, omdat niet alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en de agrarische bedrijfsactiviteiten mogelijk niet worden beëindigd. De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid, omdat de raad zich op een ander standpunt heeft gesteld dan in het oorspronkelijke besluit, zonder dat gewijzigde omstandigheden dit rechtvaardigen.

De uitspraak leidt tot de vernietiging van het besluit van de raad van de gemeente Zeist en de raad wordt opgedragen om binnen vier weken de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening. Tevens is de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van het Fruitbedrijf, die in totaal € 1010,44 bedragen, en het griffierecht van € 328,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 april 2015.

Uitspraak

201402460/1/R2.
Datum uitspraak: 8 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[de maatschap], handelend het Fruitbedrijf, gevestigd te Zeist, waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], beiden wonend te Zeist,
appellant,
en
de raad van de gemeente Zeist,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft het Fruitbedrijf beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [eigenaar A], eigenaar van het perceel [locatie 1], en [eigenaar B], eigenaar van het perceel [locatie 2], een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De raad en het Fruitbedrijf hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2015, waar het Fruitbedrijf, vertegenwoordigd door [maat A] en [maat B], bijgestaan door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Schravendijk en R.J. van der Sluiszen, werkzaam bij de gemeente onderscheidenlijk de Omgevingsdienst regio Utrecht, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [eigenaar A], vertegenwoordigd door [eigenaar A], en [eigenaar B] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan heeft betrekking op de gronden aan de [locatie 1] waar een kwekerij is gevestigd. Het plan voorziet in de omzetting van de bedrijfswoning naar een burgerwoning en voorziet tevens, met gebruikmaking van de zogenoemde ruimte voor ruimte-regeling, in een tweede woning op het noordwestelijke deel van de gronden alsmede in een zogenoemde hobbykas bij de voormalige bedrijfswoning.
3. Het Fruitbedrijf betoogt dat het plan in strijd is met artikel 4.7, vierde lid, van de Provinciale ruimtelijke verordening, Provincie Utrecht 2013 (hierna: de
Verordening), vastgesteld door provinciale staten van Utrecht op 4 februari 2013, zoals dit luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, betreffende de ruimte voor ruimte-regeling. Het Fruitbedrijf stelt daartoe dat niet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan, nu niet alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, niet is uitgesloten dat de agrarische bedrijfsactiviteiten worden voortgezet en dat de bedrijfsvoering van zijn naastgelegen agrarisch bedrijf zal worden belemmerd. Hij betoogt daartoe, onder meer, dat extra schade zal optreden doordat de voorziene inrichting van de gronden een vogelaantrekkende werking tot gevolg heeft en zijn gebruik van akoestische verjaagmiddelen zal worden beperkt. Ten slotte betoogt hij dat ten onrechte een spuitzone van minder dan 50 meter wordt aangehouden, waardoor geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en zijn bedrijfsvoering zal worden aangetast.
3.1. Ingevolge artikel 4.7, vierde lid, van de Verordening, voor zover hier van belang, kan een ruimtelijk plan onder voorwaarden bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan. Twee van de voorwaarden zijn dat alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en dat de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
3.2. In de nadere stukken en ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat in het plan onvoldoende is gegarandeerd dat ter plaatse van de woningen aan de [locatie 1] sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten gevolge van de te hanteren spuitzone in verband met de naastgelegen boomgaard van het Fruitbedrijf. De raad acht niet uitgesloten dat het Fruitbedrijf ten gevolge van het plan in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd, zodat niet is verzekerd dat het plan aan de voorwaarden uit artikel 4.7, vierde lid, van de Verordening voldoet. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
Het betoog slaagt.
4. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
5. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van het Fruitbedrijf te worden veroordeeld. Ten aanzien van [eigenaar B], die om vergoeding van zijn reiskosten heeft verzocht, bestaat voor een proceskostenvergoeding geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Zeist van 17 december 2013 tot vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1]";
III. draagt de raad van de gemeente Zeist op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Zeist tot vergoeding van bij de Maatschap [maat A] en [maat B], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1010,44 (zegge: duizendtien euro en vierenveertig cent), waarvan € 980,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Zeist aan de Maatschap [maat A] en [maat B], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan één van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2015
458-820.