ECLI:NL:RVS:2015:1075

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
201402218/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor melkrundvee- en pluimveebedrijf en bezwaar tegen kostenvergoeding

Op 8 april 2015 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: Mob) en het college van gedeputeerde staten van Overijssel. De zaak betreft een vergunning die op 29 juli 2013 is verleend voor het in werking hebben en uitbreiden van een melkrundvee- en pluimveebedrijf te Rijssen. Mob heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen deze vergunning. Op 27 maart 2014 heeft het college alsnog een besluit genomen op het bezwaar van Mob, maar Mob was van mening dat het college ten onrechte haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, heeft afgewezen.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 26 januari 2015. Mob, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Orie en A.M. Rensen, waren aanwezig. De Afdeling oordeelde dat Mob geen belang meer had bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, omdat het college inmiddels een besluit had genomen. Het beroep tegen het besluit van 27 maart 2014 werd echter gegrond verklaard, omdat het college ten onrechte had geweigerd de kosten te vergoeden die Mob had gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar.

De Raad van State vernietigde het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel voor zover het de weigering betreft om de kosten te vergoeden. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Mob, die in verband met het beroep zijn gemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte behandeling van bezwaarschriften en de verplichting van bestuursorganen om kosten te vergoeden wanneer zij onterecht besluiten nemen.

Uitspraak

201402218/1/R2.
Datum uitspraak: 8 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: Mob), gevestigd te Nijmegen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2013 heeft het college een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend voor het in werking hebben en uitbreiden van een melkrundvee- en pluimveebedrijf aan de [locatie] te Rijssen.
Mob heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het door haar tegen het besluit van 29 juli 2013 gemaakte bezwaar.
Bij besluit van 27 maart 2014, kenmerk 2014/0060722, heeft het college besloten op het door Mob tegen het besluit van 29 juli 2013 gemaakte bezwaar.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2015, waar Mob, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door mr. R. Orie en A.M. Rensen, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Overwegingen
Reikwijdte beroep
1. Met toepassing van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit geacht mede te zijn gericht tegen het alsnog genomen besluit van 27 maart 2014.
Het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit
2. Nu het college bij besluit van 27 maart 2014 alsnog een besluit heeft genomen op het bezwaarschrift van Mob, is de Afdeling van oordeel dat Mob bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen belang meer heeft.
2.1. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 27 maart 2014
3. Mob betoogt dat het college ten onrechte haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, heeft afgewezen. Mob voert hiertoe aan dat bij het primaire besluit een rekenfout is gemaakt, die ertoe heeft geleid dat bij het bestreden besluit een aan de vergunning verbonden voorschrift is gewijzigd in die zin dat minder dieren mogen worden gehouden en stal F niet langer is vergund. Ook wijst Mob erop dat haar bezwaar heeft geleid tot het niet langer toepassen van een in het provinciale beleid neergelegde afrondingsregel. Mob verzoekt daarbij het college te veroordelen in de bedoelde kosten.
3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat geen aanspraak bestaat op vergoeding van de kosten die Mob in bezwaar heeft gemaakt, nu het primaire besluit niet is herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid.
3.2. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het in bezwaar aangevochten besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
Ingevolge artikel 7:15, derde lid, voor zover hier van belang, wordt het verzoek gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist.
3.3. Mob heeft haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken, ingediend voordat het college op het bezwaar heeft beslist.
Het college is onder meer overgegaan tot wijziging van het eerste voorschrift dat aan de verleende vergunning is verbonden. In de eerste tabel, waarin is weergegeven welke stikstofdeposities maximaal zijn toegestaan, zijn de waarden naar beneden bijgesteld en afgerond op twee decimalen. Daarnaast is in de tweede tabel, waarin is weergegeven op welke aantallen dieren in welke stalsystemen de vergunning betrekking heeft, het aantal dieren met 83 melkkoeien en 50 stuks vrouwelijk jongvee naar beneden bijgesteld, zodat de aanvraag voor zover deze zag op de bouw van de nieuwe stal F geweigerd is. Uit het bestreden besluit volgt dat de redenen voor deze wijzigingen gelegen zijn in de intrekking van de in artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen Overijssel neergelegde afrondingsregel en de uitspraak van de Afdeling van 13 november 2013 (zaak nr. 201211640/1/R2) waarin is overwogen dat de vergunde situatie met de laagste ammoniakemissie als uitgangspunt heeft te gelden bij beoordeling van de vraag of de aangevraagde situatie leidt tot een toename van stikstofdepositie. Ten aanzien van de zogenoemde afrondingsregel is in het betreden besluit nog vermeld dat het betreffende artikel uit de Beleidsregel mede naar aanleiding van het bezwaar van de Mob hangende het bezwaar is ingetrokken.
Aldus is het besluit van 29 juli 2013 waartegen Mob bezwaar heeft gemaakt gedeeltelijk herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid. Het college heeft derhalve ten onrechte geweigerd de kosten te vergoeden die Mob in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Het betoog slaagt.
Conclusie
4. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, voor zover het de weigering betreft de kosten te vergoeden die Mob in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
4.1. De Afdeling heeft in de zaak met nrs. 201402208/1/R2 en andere, waarin heden uitspraak wordt gedaan, vastgesteld dat het bezwaar in de zaak met nr. 201405065/1/R2 en het bezwaar in deze zaak samenhangende zaken zijn als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Afdeling heeft de hoogte van het bedrag voor de alsnog te vergoeden kosten in verband met de behandeling van de bezwaren in die uitspraak vastgesteld. Het college behoeft gelet daarop niet opnieuw te beslissen op het verzoek van Mob om vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten.
4.2. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in verband met het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit en het beroep tegen het besluit op bezwaar te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep, voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het besluit van 27 maart 2014 gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 27 maart 2014, kenmerk 2014/0060722, voor zover het verzoek van Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. om vergoeding van de kosten, die zij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, is afgewezen;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1102,50 (zegge: eenduizendhonderdtwee euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 328,00 (zegge: driehonderdachtentwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J. de Jager, griffier.
w.g. Koeman w.g. De Jager
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2015
704.