201307711/3/R4.
Datum uitspraak: 15 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Palace Hotel Holland B.V., gevestigd te Leiden, en [appellant],
wonend te Noordwijk,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zeewaardig" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer Palace Hotel Holland en [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Blush B.V., [belanghebbende A] en [belanghebbende B] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Palace Hotel Holland en [appellant] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2014, waar onder meer Palace Hotel Holland en [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.L. Haverkate, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. de Jong en ir. M.C. Koot, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting Blush, [belanghebbende A] en [belanghebbende B], alle vertegenwoordigd door mr. S.T.J. Olierook, advocaat te Leiden, als partij gehoord.
Bij tussenuitspraak van 30 juli 2014 in zaak nr. 201307711/1/R4 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 27 juni 2013 te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 18 december 2014 heeft de raad het besluit van 27 juni 2013 gewijzigd.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Palace Hotel Holland en [appellant] hebben daarvan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat Palace Hotel Holland geen zienswijze over het ontwerp van het besluit van 27 juni 2013 naar voren heeft gebracht en dat dat niet verschoonbaar is. Gelet daarop is het beroep van Palace Hotel Holland en [appellant] tegen het besluit van 27 juni 2013, voor zover ingesteld door Palace Hotel Holland, niet-ontvankelijk.
2. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak voorts overwogen dat het plan met de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" op het perceel De Grent 4 voorziet in ruimere gebruiksmogelijkheden dan voor het als zodanig bestemmen van het vergunde gebruik als grand-café nodig is. De Afdeling heeft verder overwogen dat niet is gebleken dat de raad bij de voorbereiding van het plan onderzoek heeft verricht naar de gevolgen die het plan vanwege die ruimere gebruiksmogelijkheden kan hebben voor het woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] op het perceel [locatie], zodat het bestreden besluit in zoverre is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
3. Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen is het beroep van Palace Hotel Holland en [appellant] tegen het besluit van 27 juni 2013, voor zover ingesteld door [appellant], gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd voor zover het betreft de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" op het perceel De Grent 4.
4. Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om alsnog onderzoek te verrichten naar de mogelijke gevolgen van de gebruiksmogelijkheden voor horeca op het perceel De Grent 4 voor het woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant] en te bezien of het besluit tot vaststelling van het plan in het licht van de uitkomsten van dit onderzoek, alsmede bezien in het licht van het horecaconcentratiebeleid, in stand kan blijven, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.
5. De raad heeft bij het besluit van 18 december 2014 naar aanleiding van de tussenuitspraak het plan gewijzigd door aan het perceel De Grent 4 de aanduiding "specifieke vorm van horeca - grand-café" toe te kennen en de planregels aan te vullen met een nieuw lid 1.31 en een nieuwe horecacategorie in artikel 9, lid 9.1.
Ingevolge artikel 1, lid 1.31, van de gewijzigde planregels wordt onder grand-café verstaan een horecagelegenheid gericht op het verstrekken van dranken en maaltijden in een rustige atmosfeer. Er is geen dansvloer en er wordt slechts achtergrondmuziek ten gehore gebracht. Het publiek maakt in hoofdzaak gebruik van stoelen en tafels.
Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder b, zijn de voor "Horeca" bestemde gronden bestemd voor horeca-activiteiten tot en met categorie 2, alsmede een grand-café ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van horeca - grand café".
6. Het besluit van 18 december 2014, waarbij de raad het besluit van 27 juni 2013 heeft gewijzigd, is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb mede onderwerp van het geding. Palace Hotel Holland en [appellant] hebben in hun zienswijze te kennen gegeven dat zij zich met dit besluit kunnen verenigen. Gelet hierop moet hun van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 18 december 2014 geacht worden te zijn ingetrokken.
7. De raad dient ten aanzien van [appellant] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Palace Hotel Holland B.V. en [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 27 juni 2013, voor zover ingesteld door Palace Hotel Holland, niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Palace Hotel Holland B.V. en [appellant] tegen het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 27 juni 2013, voor zover ontvankelijk, gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 27 juni 2013, waarbij het bestemmingsplan "Zeewaardig" is vastgesteld, voor zover het betreft de aanduiding "horeca tot en met horecacategorie 3" op het perceel De Grent 4.
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Noordwijk tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.225,00 (zegge: twaalfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Noordwijk aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt;
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Timmerman
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2015
431.