ECLI:NL:RVS:2015:1262

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
201407031/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van spoedeisende bestuursdwang door college van burgemeester en wethouders van Heerlen

In deze zaak gaat het om de bevestiging van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heerlen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Dit besluit, genomen op 3 februari 2012, betrof het sluiten van meerdere panden in Heerlen vanwege acuut brandgevaar. De appellanten, [appellant sub 1] en [appellant sub 2], hebben tegen dit besluit hoger beroep ingesteld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg op 11 juli 2014, waarin hun bezwaren ongegrond werden verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid kon stellen dat er sprake was van een spoedeisende situatie, gezien de gevaarlijke omstandigheden in de panden, waaronder ondeugdelijke elektrische bedrading en het gebruik van meerdere elektrische kachels op een onveilige elektriciteitsvoorziening.

Tijdens de zitting op 31 maart 2015 hebben de appellanten hun standpunt toegelicht, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De Afdeling bevestigde dat de situatie zo spoedeisend was dat het college niet kon wachten op een formeel besluit. De argumenten van de appellanten dat de rechtbank zich had gebaseerd op niet-aangetoonde feiten en dat er geen gevaarlijke situatie was, werden verworpen. De Afdeling concludeerde dat de hoger beroepen ongegrond waren en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is genomen door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 22 april 2015. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201407031/1/A1.
Datum uitspraak: 22 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [plaats],
2. [appellant sub 2], wonend te Heerlen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 11 juli 2014 in zaken nrs. 13/3711 en 13/3712 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerlen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2012 heeft het college zijn beslissing om op
1 februari 2012 jegens [belanghebbende] spoedeisende bestuursdwang toe te passen, bestaande uit het voor onbepaalde tijd sluiten van de panden [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5] te Heerlen en de bijbehorende erven, op schrift gesteld.
Bij afzonderlijke besluiten van 14 november 2013 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2014 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen de besluiten van 14 november 2013 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2015, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.E.A.H. Verstraelen, advocaat te Maastricht, en het college vertegenwoordigd door
mr. J.A.L. Devoi en R.J.R.M. Winthagen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
Ingevolge het tweede lid kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
2. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] woonden ten tijde van belang in het pand [locatie 2] (hierna: het pand).
3. Vast staat dat het college bevoegd was om handhavend op te treden tegen verschillende overtredingen van het Bouwbesluit en het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake was van acuut brandgevaar die het toepassen van spoedeisende bestuursdwang rechtvaardigde, nu de bewoners van het pand teneinde hun woningen, waar de binnentemperatuur op veel plekken gelijk was aan de buitentemperatuur, te verwarmen, meerdere elektrische kachels op de ondeugdelijke elektriciteitsvoorziening hadden aangesloten en in een woning de pitten van het gasfornuis waren ontstoken.
4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van een (zeer) spoedeisende situatie en het college bevoegd was om door middel van spoedeisende bestuursdwang handhavend op te treden. Volgens hen heeft de rechtbank zich daarbij gebaseerd op door het college gestelde feiten en omstandigheden die niet zijn aangetoond en door hen worden betwist en bovendien niet zo gevaarlijk waren dat het college bevoegd was om handhavend op te treden.
4.1. De rechtbank heeft overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van een spoedeisende situatie en heeft daarbij in aanmerking genomen dat blijkens de bevindingen van het rapport "Inspectie Rapport BMH" van 3 februari 2012 van het bureau Bouw- en Milieuhandhaving, afdeling Integrale Veiligheid, van de gemeente de elektrische bedrading op verschillende plekken ondeugdelijk was, bedrading her en der bloot lag, contactdozen los aan de muur hingen en de bewoners op een alternatieve, maar uiterst gevaarlijke wijze zelf voor een warme woonruimte zorgden, zodat het brandgevaar groot was. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het college, gelet hierop, bevoegd was om door middel van spoedeisende bestuursdwang handhavend op te treden. Het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangevoerde biedt geen grond voor een ander oordeel. De enkele stelling dat de rechtbank zich heeft gebaseerd op door het college gestelde feiten en omstandigheden die niet zijn aangetoond en door hen worden betwist en bovendien geen sprake was van een zodanig gevaar dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, is daarvoor onvoldoende. Voor het oordeel dat, zoals [appellant sub 1] en [appellant sub 2] eerst ter zitting hebben betoogd, het college tot partiële ontruiming had kunnen en moeten overgaan, omdat in hun woningen geen sprake was van een gevaarlijke situatie, bestaat voorts evenmin grond. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het beperken van het toepassen van bestuursdwang tot een deel van het pand niet aan de orde was reeds nu de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], daargelaten hun stelling met betrekking tot de situatie in die woningen ten tijde van belang, brandtechnisch gezien niet van de rest van het pand onderscheiden konden worden en het pand niet was voorzien van goede brandvoorzieningen, hetgeen wordt bevestigd in het eveneens aan de besluitvorming ten grondslag gelegde rapport van de Brandweer Zuid-Limburg van 1 februari 2012.
Het betoog faalt.
5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, griffier.
w.g. Hoekstra w.g. Kos
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015
580.