201407026/1/A4.
Datum uitspraak: 22 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging van Eigenaren Bungalowpark "Wighenerhorst" (hierna: de Vereniging), gevestigd te Wijchen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 juli 2014 in zaak nrs. 14/2056 en 14/2057 in het geding tussen:
de Vereniging
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijchen.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2013 heeft het college aan [vergunninghouder] een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een bijgebouw, ten behoeve van het vergroten van de receptie, het realiseren van een keuken/kantine en het vergroten van de berging/werkplaats, en het plaatsen van een overkapping op het perceel Wighenerhorst 103A te Wijchen.
Bij besluit van 27 februari 2014 heeft het college het door de Vereniging daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 30 augustus 2013 in stand gelaten.
Bij uitspraak van 24 juli 2014 heeft de rechtbank het door de Vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Vereniging hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Vereniging en [vergunninghouder] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2015, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Keller, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J. Ockhuijsen, gehoord.
Overwegingen
1. Het perceel Wighenerhorst 103A is op het bungalowpark Wighenerhorst gelegen. Ten tijde van het nemen van het besluit van 27 februari 2014 was [vergunninghouder] als beheerder op dit bungalowpark werkzaam en was hij tevens de eigenaar van bungalow Wighenerhorst 103 waarin de receptie van het bungalowpark was gesitueerd.
2. De Vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat [vergunninghouder] niet gerechtigd was om de aanvraag om de omgevingsvergunning in te dienen ten gevolge waarvan op het bungalowpark Wighenerhorst een tweede receptie kan worden gerealiseerd. Volgens haar had het college de vergunning daarom dienen te weigeren. Zij stelt zich hiertoe op het standpunt dat alleen de stichting Stichting beheer infrastructuur bungalowpark "Wighenerhorst" (hierna: de Stichting) een dergelijke aanvraag in kan dienen, omdat bij de koop van de op het bungalowpark Wighenerhorst gelegen bungalows met de kopers is afgesproken dat de Stichting eigenaar zou worden van alle infrastructuur. Volgens de Vereniging behoort de receptie ook tot de infrastructuur. Zoals ook blijkt uit de zogenaamde "Beheersovereenkomst I" is [vergunninghouder] slechts de beheerder van de infrastructuur, aldus de Vereniging. De Vereniging stelt daarnaast dat bij de bewoners geen behoefte bestaat aan een tweede receptie. De Afdeling begrijpt dit betoog aldus, dat de Vereniging stelt dat [vergunninghouder] geen belanghebbende is bij de aanvraag om de omgevingsvergunning.
2.1. Zoals volgt uit de jurisprudentie van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 28 oktober 2009 in zaak nr. 200900139/1/H1) is de aanvrager van een omgevingsvergunning belanghebbende bij een besluit op die aanvraag, tenzij aannemelijk is dat het bouwplan nimmer kan worden verwezenlijkt. De Vereniging heeft niet bestreden, dat zoals de rechtbank heeft overwogen, het college bij de verlening van de vergunning er terecht op grond van de kadastrale gegevens van is uitgegaan dat [vergunninghouder] deels eigenaar is van het perceel Wighenerhorst 103A. Niet in geschil is dat de Stichting geen eigenaar is van dit perceel. Het is reeds daarom niet aannemelijk dat het bouwplan niet kan worden verwezenlijkt. Dat, zoals de Vereniging stelt, bij de koop van de bungalows is afgesproken dat de Stichting eigenaar zou worden van alle infrastructuur en dat de bewoners van het bungalowpark tegen het gebruik van een receptie in het bijgebouw op het perceel Wighenerhorst 103A zijn, betekent niet dat de receptie niet gerealiseerd kan worden. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat [vergunninghouder] belang had bij een besluit op zijn aanvraag.
Het betoog faalt.
3. De Vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bijgebouw waarvoor vergunning is aangevraagd niet overeenkomstig de aanvraag zal worden gebruikt. Volgens de Vereniging zal het bijgebouw in strijd met het bestemmingsplan aan buitenlandse werknemers worden verhuurd. De Vereniging wijst er in dit verband op dat bungalow Wighenerhorst 103 ook aan buitenlandse werknemers wordt verhuurd.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 september 2011 in zaak nr. 201011739/1/H1), dient bij toetsing van een bouwplan aan een bestemmingsplan niet slechts te worden bezien of het bouwwerk overeenkomstig de bestemming kan worden gebruikt, maar dient mede te worden beoordeeld of het bouwwerk ook met het oog op zodanig gebruik wordt gebouwd. Dit houdt in dat een bouwwerk in strijd met de bestemming moet worden geoordeeld indien redelijkerwijs valt aan te nemen dat het bouwwerk uitsluitend of mede zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de bestemming voorziet.
3.2. Met de enkele stelling dat bungalow Wighenerhorst 103 ook aan buitenlandse werknemers wordt verhuurd heeft de Vereniging niet aannemelijk gemaakt dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het bijgebouw voor de in de aanvraag om omgevingsvergunning genoemde doeleinden zal worden gebruikt. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat voor zover blijkt dat het bijgebouw in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt de Vereniging het college om handhaving kan verzoeken.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Schoppers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015
578.