201408164/1/A4.
Datum uitspraak: 22 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Jachthaven Furian B.V., gevestigd te Aalsmeer,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2014 in zaak nr. 13/3702 in het geding tussen:
Furian
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer.
Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2012 heeft het college Furian onder oplegging van een dwangsom gelast binnen zes weken na bekendmaking van het besluit het afspuiten van de romp onder de waterlijn van pleziervaartuigen op de wal met water onder hoge druk boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding op het perceel Uiterweg 197 te Aalsmeer, te staken en gestaakt te houden.
Bij besluit van 28 mei 2013 heeft het college het door Furian daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 10 december 2012 met aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Bij uitspraak van 22 augustus 2014 heeft de rechtbank het door Furian daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Furian hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Furian heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2015, waar Furian, vertegenwoordigd door mr. E.F.J.A.M. de Wit, F.M. van Mierlo en C. van Mierlo, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.N. Schotborg en K. Leenheer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het college heeft aan het besluit van 10 december 2012 ten grondslag gelegd dat Furian in strijd handelt met artikel 4.88 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) in samenhang met artikel 4.99, derde lid, van de Activiteitenregeling milieubeheer (hierna: de Activiteitenregeling), omdat Furian de romp onder de waterlijn van pleziervaartuigen op de wal onder hoge druk reinigt zonder een vloeistofdichte vloer of verharding toe te passen.
2. Ingevolge artikel 4.88 van het Activiteitenbesluit moet bij het onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen ten behoeve van het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico worden voldaan aan de bij Ministeriële regeling te stellen eisen.
Ingevolge artikel 4.99, eerste lid, van de Activiteitenregeling moet het onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen, het repareren, onderhouden en behandelen van de oppervlakte van pleziervaartuigen of onderdelen daarvan, waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, plaatsvinden boven een bodembeschermende voorziening.
Ingevolge het derde lid moet het op de wal met water onder hoge druk reinigen van de romp onder de waterlijn van een pleziervaartuig geschieden boven een vloeistofdichte vloer of verharding.
3. Furian betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij pleziervaartuigen reinigt onder hoge druk als bedoeld in artikel 4.99, derde lid, van de Activiteitenregeling. Furian stelt zich hiertoe- kort weergegeven - op het standpunt dat de rechtbank geen objectieve definitie van reinigen onder hoge druk heeft gegeven.
3.1. Gelet op de samenhang tussen het eerste en het derde lid van artikel 4.99 van de Activiteitenregeling is de minister er bij de opstelling van deze regeling van uitgegaan dat wanneer de romp onder de waterlijn van een pleziervaartuig met een waterstraal onder hoge druk wordt gereinigd er meer bodemverontreinigende stoffen vrij kunnen komen dan wanneer pleziervaartuigen zonder hoge druk worden gereinigd. In verband hiermee dienen verdergaande maatregelen getroffen te worden ter voorkoming van bodemverontreiniging. Furian heeft ter zitting opgemerkt dat zij de romp onder de waterlijn van pleziervaartuigen met een hogedrukreiniger afspuit waarbij een hoge druk van ongeveer 90 bar wordt toegepast.
Bij een dergelijke hoge druk kan ervan worden uitgegaan dat er meer bodemverontreinigende stoffen vrijkomen dan wanneer met een waterstraal zonder hoge druk wordt gereinigd. Een hoge druk van 90 bar dient daarom te worden aangemerkt als een hoge druk in de zin van artikel 4.99, derde lid, van de Activiteitenregeling.
Het betoog faalt.
4. Vaststaat dat Furian voor het nemen van het besluit van 10 december 2012 de romp onder de waterlijn van pleziervaartuigen onder hoge druk reinigde zonder het toepassen van een vloeistofdichte vloer of verharding als genoemd in de Activiteitenregeling. Furian heeft daarom in strijd met artikel 4.88 van het Activiteitenbesluit in samenhang met artikel 4.99, derde lid, van de Activiteitenregeling gehandeld.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
5. Furian voert aan dat de rechtbank heeft miskend dat handhavend optreden in dit geval zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat het college van handhavend optreden af had dienen te zien. Furian wijst in dit verband op de hoge kosten die met het aanbrengen van een vloeistofdichte vloer zijn gemoeid.
5.1. Reeds nu Furian er ook voor kan kiezen om de service van het afspuiten van de romp onder de waterlijn van pleziervaartuigen op de wal achterwege te laten, is de rechtbank er terecht vanuit gegaan dat handhavend optreden in dit geval niet zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat het college hiervan af had horen te zien.
Het betoog faalt.
6. Voor zover Furian haar in beroep aangevoerde gronden herhaalt en inlast, vormt dit een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank is hierop in de overwegingen van de aangevallen uitspraak ingegaan. In hoger beroep heeft Furian geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig zou zijn. Er bestaat derhalve ook in zoverre geen aanleiding voor vernietiging van de aangevallen uitspraak.
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Sorgdrager, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Schoppers, griffier.
w.g. Sorgdrager w.g. Schoppers
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015
578.