ECLI:NL:RVS:2015:1283

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
22 april 2015
Zaaknummer
201407858/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Santpoort-Zuid en wijzigingsbevoegdheid voor perceel Platvoetstraat 10

Op 22 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Santpoort-Zuid, en de raad van de gemeente Velsen. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van de raad van 26 juni 2014, waarbij het bestemmingsplan "Santpoort-Zuid" is vastgesteld. De appellant is van mening dat de wijzigingsbevoegdheid voor het perceel Platvoetstraat 10, dat momenteel als kantoor in gebruik is, niet in overeenstemming is met een goed ruimtelijke ordening. Hij vreest dat toekomstige bewoners het pand op een onaanvaardbare manier zullen uitbreiden en dat het pand niet geschikt is voor bewoning, verwijzend naar een negatief stedenbouwkundig advies uit 2000.

De raad van de gemeente Velsen heeft echter betoogd dat het beleid ten aanzien van kantoren in woonkernen is gewijzigd en dat het pand nu beter geschikt is voor bewoning. De raad heeft ook aangegeven dat er geen rechtstreeks zicht is op de tuin van de appellant en dat de gevel op de perceelsgrens geen raam bevat, wat volgens het burenrecht niet is toegestaan. De Afdeling heeft overwogen dat de raad in redelijkheid tot de conclusie kon komen dat de wijzigingsbevoegdheid voor het pand kan worden opgenomen in het bestemmingsplan, ondanks het eerdere negatieve advies. De Afdeling heeft geoordeeld dat de vrees van de appellant voor toekomstige uitbreidingen ongegrond is, omdat de planregels bepalen dat het bouwvolume gelijk moet blijven en dat er maximaal één woning is toegestaan.

De Afdeling heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 22 april 2015.

Uitspraak

201407858/1/R1.
Datum uitspraak: 22 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Santpoort-Zuid, gemeente Velsen,
en
de raad van de gemeente Velsen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 26 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan
"Santpoort-Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ing. M.M.W. Pijpers, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan bevat onder meer een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming voor het perceel Platvoetstraat 10 te Santpoort-Zuid kan worden gewijzigd in een woonbestemming.
3. [appellant] kan zich niet verenigen met deze wijzigingsbevoegdheid. Hij vreest dat toekomstige bewoners zullen proberen op voor hem onaanvaardbare wijze het pand uit te breiden en te veranderen en betoogt in dit verband dat het op dit perceel aanwezige pand, dat thans in gebruik is als kantoor, niet geschikt is als woning. [appellant] wijst in dit kader op een negatief stedenbouwkundig advies uit 2000, waarin een woonfunctie voor het pand onaanvaardbaar werd geacht, en voert aan dat de situatie sinds die tijd niet is veranderd. Volgens hem is onvoldoende gewicht aan dit advies toegekend.
3.1. De raad stelt dat een soortgelijk verzoek om wijziging van de bestemming van het pand in 2000 is afgewezen, maar dat het beleid ten aanzien van kantoren in woonkernen sindsdien is gewijzigd. De uitstraling en de ligging in een woongebied maken dat het pand beter geschikt is voor het gebruik als woning dan als kantoor, aldus de raad. In de omgeving zijn meerdere vergelijkbare situaties aanwezig. Verder bestaat volgens de raad vanuit het pand geen rechtstreeks zicht op de tuin van [appellant]. De gevel op de perceelsgrens bevat geen raam en dit is op grond van het burenrecht ook niet toegestaan. De raad ziet geen reden voor een negatief stedenbouwkundig advies en stelt zich op het standpunt dat [appellant] geen belang heeft bij het woongenot van toekomstige bewoners.
3.2. Aan het perceel Platvoetstraat 10 zijn de bestemming "Kantoor" en de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied" toegekend.
Ingevolge artikel 13, lid 13.1, van de planregels gelden ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied" de volgende bepalingen:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de gronden zijn gelegen binnen de aanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied", de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bestemming "Wonen" waarbij de volgende voorwaarden gelden:
a. in totaal mogen er drie woningen worden toegevoegd, waarvan één aan de Uijtendaalstraat, één aan de Platvoetstraat aan één aan de Bloemendaalsestraatweg;
b. het bouwvolume (m³) mag niet toenemen;
c. aan de Uijtendaalstraat dient het hoofdgebouw rechtstreeks opgericht te worden tegen de bestaande woning aan de Uijtendaalstraat 16.
d. er dient een anterieure overeenkomst te worden gesloten.
3.3. In de memo "Pakhuis Platvoetstraat" van 23 augustus 2000, staat dat het pakhuis ligt in een gebied dat bijna geheel bestaat uit achtertuinen van woningen die aan de Wüstelaan gesitueerd zijn. De achterzijde van het pakhuis is door een begroeid talud afgescheiden van het Van den Bergh Van Eysingaplantsoen. Het perceel waarop het pakhuis zich bevindt is volledig bebouwd en wordt begrensd door privétuinen, openbare weg en openbaar groen. De afstand van het pakhuis tot de woningen aan de Wüstelaan is beperkt. Deze factoren maken een woonfunctie ongewenst, zodat het niet wenselijk is om medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure, zo staat in de memo.
3.4. De Afdeling overweegt dat in het verleden weliswaar negatief is geadviseerd over een functiewijziging van het pand Platvoetstraat 10, maar dat dit niet maakt dat de raad thans geen ander standpunt kan innemen over de functie van dit pand. Hiertoe acht de Afdeling van belang dat het bedoelde advies een intern ambtelijk memo betreft en dat de raad te kennen heeft gegeven dat het standpunt met betrekking tot kantoren in woonwijken sindsdien is veranderd. De raad heeft in dit verband te kennen gegeven dat thans meer wordt gekeken naar de mogelijkheden ter plaatse en dat daarbij meer flexibiliteit wordt betracht, terwijl in het verleden met name de bestaande situatie werd vastgelegd. Voorts heeft de raad te kennen gegeven dat hij het pand naar uitstraling en ligging thans meer geschikt acht als woning dan als kantoorpand, hetgeen de Afdeling niet onredelijk acht, gezien de omgeving die met name uit woningen bestaat. Weliswaar ligt het pand in tweede lijn vanaf de Wüstelaan bezien, maar de voorgevel van het pand richt zich naar de Platvoetstraat en het Van den Bergh Van Eysingaplantsoen. Gelet op het voorgaande kan het betoog van [appellant] dat onvoldoende gewicht aan het stedenbouwkundig memo uit 2000 is toegekend, niet slagen.
Over de vrees van [appellant] dat toekomstige bewoners het pand zullen willen uitbreiden en veranderen met procedures als gevolg, overweegt de Afdeling dat dit geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid niet in redelijkheid in het plan had kunnen worden opgenomen. Hiertoe is van belang dat in de planregels is opgenomen dat het bouwvolume gelijk dient te blijven en dat ter plaatse maximaal één woning is toegestaan. De ter zitting geuite vrees dat ter plaatse een appartementencomplex kan worden gerealiseerd is derhalve ongegrond. De raad heeft ter zitting voorts te kennen gegeven dat het burenrecht in de weg staat aan de realisatie van een dakkapel of ramen in de bestaande blinde muur. Het betoog faalt.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
w.g. Van der Wiel w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2015
91-667.