ECLI:NL:RVS:2015:1307
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 3 februari 2015. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 13 oktober 2014, waarin de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen, vernietigd. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen, met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep op 14 april 2015 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtsvraag die door de staatssecretaris was opgeworpen, eerder was beantwoord in uitspraken van 9 april 2015. De Afdeling concludeerde dat de grief van de staatssecretaris slaagde en dat het hoger beroep kennelijk gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling. Dit was noodzakelijk omdat de rechtbank geen oordeel had gegeven over de geloofwaardigheid van het asielrelaas, wat verlies van instantie zou kunnen betekenen.
De Afdeling stelde ook de proceskosten in hoger beroep vast op € 490,00, en bepaalde dat de rechtbank hierover zou beslissen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 14 april 2015, door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.