201407523/1/A2.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [plaats],
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 augustus 2014 in zaak nr. 12/1735 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 1 maart 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] voor het jaar 2008 definitief vastgesteld op € 7.019,00 en een bedrag van € 8.620,00 teruggevorderd.
Bij besluit van 4 mei 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 14 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2015, waar [appellante], bijgestaan door mr. H.P. Hermans, werkzaam bij Van de Vijfeijke Management B.V., en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), met uitzondering van artikel 49, van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan de nihilstelling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 wat betreft gastouderopvang via [gastouderbureau] ten grondslag gelegd dat [appellante] niet heeft aangetoond over dat jaar de kosten van die gastouderopvang via dat gastouderbureau te hebben betaald.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 dient vast te stellen ter hoogte van de daadwerkelijk betaalde kosten van kinderopvang. Dit volgt uit een aantal passages uit de Handleiding gegevensaanlevering kinderopvang van de Belastingdienst/Toeslagen van januari 2014 en het verweerschrift van de Belastingdienst/Toeslagen in een vergelijkbare zaak. Nu uit de overgelegde bankafschriften blijkt dat alle kosten van gastouderopvang uit de in hoger beroep overgelegde gecorrigeerde jaaropgaven zijn betaald, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 wat betreft de gastouderopvang via [gastouderbureau] op nihil vastgesteld.
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 april 2014 in zaak nr. 201209147/1/A2), baseert de Belastingdienst/Toeslagen zich bij de vaststelling van de tegemoetkoming op de tussen partijen gemaakte afspraken, die, gelet op artikel 52 van de Wko, vastgelegd dienen te zijn in een schriftelijke overeenkomst. Daarbij heeft de Belastingdienst/Toeslagen evenwel te kennen gegeven dat hij, gelet op het feit dat zich gedurende het toeslagjaar omstandigheden kunnen voordoen waardoor behoefte bestaat om van de in de schriftelijke overeenkomst vastgelegde afspraken af te wijken, bereid is de kinderopvangtoeslag te berekenen aan de hand van de aan hem doorgegeven gewijzigde afspraken. Een dergelijke wijziging van afspraken kan ook uit de jaaropgave blijken.
4.1. [appellante] heeft in reactie op het informatieverzoek van de Belastingdienst/Toeslagen van 11 april 2011 jaaropgaven overgelegd. Op deze jaaropgaven is vermeld dat [appellante] in 2008 € 9.488,40 aan kosten voor gastouderopvang heeft gehad. [appellante] heeft in hoger beroep nogmaals jaaropgaven overgelegd. Op deze jaaropgaven is vermeld dat [appellante] in 2008 € 7.383,60 aan kosten voor gastouderopvang heeft gehad. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat, daargelaten dat de Handleiding gegevensaanlevering kinderopvang ten tijde van het besluit van 4 mei 2012 niet van toepassing was, de in hoger beroep overgelegde jaaropgaven niet kunnen worden geaccepteerd, doch bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 van de in reactie op het informatieverzoek overgelegde jaaropgaven dient te worden uitgegaan. Op laatstgenoemde jaaropgaven zijn de tussen partijen gemaakte afspraken over het aantal uren opvang en de uurprijs vermeld die per 1 mei 2008 bij een overeenkomst zijn gewijzigd en in het wijzigingsformulier van 23 april 2008 aan de Belastingdienst/Toeslagen zijn doorgegeven. Vaststaat dat deze uren ook daadwerkelijk zijn afgenomen en ook staat vast dat, in tegenstelling tot de jaaropgave in de door [appellante] aangehaalde zaak, de in deze jaaropgave vermelde uurprijs juist is.
[appellante] heeft erkend niet alle kosten uit de in reactie op het informatieverzoek overgelegde jaaropgaven in 2008 of kort daarna te hebben betaald. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich op het standpunt mogen stellen dat [appellante] had kunnen weten dat zij van mei tot en met december 2008 een te laag bedrag betaalde voor de opvang via het [gastouderbureau]. [appellante] is de gewijzigde afspraken over het aantal uren opvang en het uurtarief per 1 mei 2008 contractueel met [gastouderbureau] overeengekomen en heeft deze aan de Belastingdienst/Toeslagen doorgegeven, zodat het haar duidelijk had moeten zijn dat zij in 2008 niet de volledige kosten van gastouderopvang betaalde. Dat het [gastouderbureau] na 1 mei 2008 een te laag bedrag aan kosten van gastouderopvang heeft geïnd, komt dan ook voor haar rekening en risico. Dat [appellante] voorts heeft aangetoond dat zij een deel van de kosten van gastouderopvang over 2008 via [gastouderbureau] heeft betaald, betekent, anders dan zij betoogt, niet dat zij aanspraak kan maken op een evenredig lagere vaststelling (zie de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2015 in zaak nr. 201400951/1/A4).
Nu de Belastingdienst/Toeslagen bij de vaststelling van de kinderopvangtoeslag van [appellante] over 2008 wat betreft gastouderopvang via [gastouderbureau] terecht is uitgegaan van de door [appellante] in reactie op het verzoek om informatie overgelegde jaaropgaven en dit bedrag aan kosten niet overeenkomt met het bedrag van de daadwerkelijk betaalde kosten, moet worden aangenomen dat de gastouderopvang via dat gastouderbureau niet op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko heeft plaatsgevonden.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
97-809.