ECLI:NL:RVS:2015:1346

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201401538/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van luchthavenregeling voor de helihaven in Limburg

Op 29 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin provinciale staten van Limburg een wijzigingsverordening voor luchthavens hebben vastgesteld. De wijzigingsverordening, die op 20 december 2013 is vastgesteld, bevatte een luchthavenregeling voor de helihaven. Twee appellanten, [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], en [appellante sub 2], hebben tegen deze regeling beroep ingesteld. Zij betogen dat de luchthavenregeling onterecht is vastgesteld in plaats van een luchthavenbesluit, en dat de indeling van de Eurocopter 120 in de geluidscategorie niet correct is. De Afdeling heeft de zaak op 24 maart 2015 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten en provinciale staten vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelt dat de provinciale staten bij de vaststelling van de luchthavenregeling niet zijn uitgegaan van de juiste categorie-indeling voor de EC 120, wat in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling vernietigt daarom paragraaf 3.6 van de wijzigingsverordening, omdat deze niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank oordeelt dat de luchthavenregeling voor de helihaven in zijn geheel niet in stand kan blijven, en verklaart de beroepen van de appellanten gegrond. Provinciale staten worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellanten.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de juiste toepassing van regelgeving bij de vaststelling van luchthavenregelingen, vooral in het licht van geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's. De uitspraak heeft implicaties voor de manier waarop luchthavens in Nederland worden beheerd en gereguleerd, en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen bij dergelijke besluiten.

Uitspraak

201401538/1/R1.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
en
provinciale staten van Limburg,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2013 hebben provinciale staten de Wijzigingsverordening Verordening Luchthavens Provincie Limburg (hierna: de Wijzigingsverordening) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] en [appellante sub 2] beroep ingesteld.
Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellanten sub 1] en [appellante sub 2] hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellante sub 2] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2015, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door drs. H.P.W. Havens, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, [appellante sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. G.A.M. van de Wouw, werkzaam bij Gilles van de Wouw, praktijk voor bestuursrecht en ing. R.H.R. Slangen, werkzaam bij DPA Cauberg-Huygen B.V., en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. T.C. van der Meulen, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In paragraaf 3.6. van de Wijzigingsverordening is een luchthavenregeling opgenomen voor de [helihaven]. De beroepen zijn beide gericht tegen de luchthavenregeling voor deze luchthaven.
Het beroep van [appellanten sub 1]
2. [appellanten sub 1] betogen dat voor de [helihaven] ten onrechte een luchthavenregeling is vastgesteld in plaats van een luchthavenbesluit. Hiertoe voeren zij aan dat één van de helikoptertypen die mag worden gebruikt, de Eurocopter 120 (hierna: EC 120), in het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit is ingedeeld in categorie 011, terwijl deze helikopter in versie 13.1 van de Appendices van de voorschriften voor de berekening van de geluidbelasting in Lden voor de overige burgerluchthavens bedoeld in artikel 8.1 van de Wet luchtvaart (hierna: de Appendices) is ingedeeld in categorie 010.
[appellanten sub 1] wijzen erop dat uit het op hun verzoek door Adecs Airinfra opgestelde rapport "Herberekening [helihaven]" van 7 maart 2014 volgt dat een indeling in de juiste categorie leidt tot een Lden-contour die buiten het luchthavengebied ligt.
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Regeling burgerluchthavens worden de Lden-contouren, de Lden-grenswaarden in handhavingspunten en de geluidbelasting in handhavingspunten berekend en bepaald overeenkomstig het in bijlage 1 van deze regeling opgenomen voorschrift. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de door het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium opgestelde Indelingslijst luchtvaartuigtypen en van de Appendices van de voorschriften voor de berekening van de geluidbelasting in Lden.
Ingevolge het tweede lid wordt van het verschijnen van een nieuwe versie van de in het eerste lid bedoelde indelingslijst of appendices mededeling gedaan in de Staatscourant.
Ingevolge artikel 1.1 van de Wet luchtvaart wordt onder luchthavengebied het gebied dat bestemd is voor gebruik als luchthaven verstaan.
Ingevolge artikel 8.1a, derde lid, voor zover thans van belang, is het verboden een overige burgerluchthaven in bedrijf te hebben indien voor deze luchthaven geen luchthavenbesluit of luchthavenregeling geldt. Vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist indien buiten het luchthavengebied het externe-veiligheidsrisico of de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer zodanig is dat dit gevolgen heeft voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de mate van externe-veiligheidsrisico of geluidbelasting buiten het luchthavengebied bepaald die vaststelling van gevolgen voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven noodzakelijk maakt.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Besluit burgerluchthavens is vaststelling van een luchthavenbesluit vereist indien een contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 of een geluidcontour van 56 dB(A) Lden buiten het luchthavengebied valt.
2.2. De Afdeling stelt voorop dat bij het nemen van een besluit als uitgangspunt geldt dat rekening moet worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordoen en dat het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt.
Ten tijde van het bestreden besluit was versie 13.1 van de Appendices, gepubliceerd in de Staatscourant van 12 november 2013, nr. 31943, van toepassing, zoals [appellanten sub 1] terecht hebben gesteld. De Afdeling ziet in het door [appellante sub 2] aangevoerde geen grond om af te wijken van voormeld uitgangspunt. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Provinciale staten hebben reeds eerder, bij besluit van 17 december 2010, een luchthavenregeling vastgesteld voor de [helihaven]. Dit besluit is wegens een gebrek in de voorbereiding daarvan bij uitspraak van de Afdeling van 12 december 2012 in zaak nr. 201102071/1/R1 vernietigd. Het argument van [appellante sub 2] dat provinciale staten de beschikking ingevolge het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaarttereinen tardief, te weten na 1 november 2010, hebben omgezet in een luchthavenregeling, hetgeen overigens ook bij de luchthavenregeling van 17 december 2010 het geval was, acht de Afdeling onvoldoende reden om van eerder vermeld uitgangspunt af te wijken. Ook in het feit dat sprake was van een gebrek in de voorbereiding van het besluit van 17 december 2010, waardoor de procedure rondom de vaststelling van de luchthavenregeling langer heeft geduurd, alsmede in de omstandigheid dat de EC 120 als stiller wordt ervaren dan de Robinson 44 (hierna: R44), ziet de Afdeling geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat bij het nemen van een besluit het recht moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van zodanige bijzondere omstandigheden dat tot een andere conclusie moet worden gekomen. Bovendien zijn belangen van derden hier aan de orde.
Ingevolge artikel 4 van de luchthavenregeling mag de [helihaven] worden gebruikt door helikopters van de typen R44 en EC 120. In versie 13.1 van de Appendices is de R44 ingedeeld in categorie 011 en de EC 120 in categorie 010. Uit het aan de luchthavenregeling ten grondslag gelegde akoestische onderzoek van 22 april 2013 blijkt echter dat als uitgangspunt is gehanteerd dat zowel de R44 als de EC 120 in categorie 011 van de Appendices vallen.
Uit het voorgaande volgt dat provinciale staten bij de vaststelling van het bestreden besluit bij de berekening van de ligging van de geluidcontour van 56 dB(A) Lden niet zijn uitgegaan van de juiste categorie-indeling voor de EC 120. Om die reden is paragraaf 3.6. van de Wijzigingsverordening vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Het beroep van [appellante sub 2]
2.3. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.2. is overwogen, is het beroep van [appellante sub 2], nu de luchthavenregeling voor [helihaven] in zijn geheel niet in stand kan blijven, gegrond.
Proceskostenveroordeling
2.4. Provinciale staten dienen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het verzoek van [appellanten sub 1] om provinciale staten te veroordelen in de kosten van het laten opstellen van het deskundigenrapport van Adecs Airinfra van 7 maart 2014, overweegt de Afdeling dat een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur wordt toegekend.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] en het beroep van [appellante sub 2] gegrond;
II. vernietigt paragraaf 3.6. van de verordening "Wijzigingsverordening Verordening Luchthavens Provincie Limburg", zoals vastgesteld bij besluit van provinciale staten van Limburg van 20 december 2013;
III. veroordeelt provinciale staten van Limburg tot vergoeding van de in verband met de behandeling van de beroepen tegen het besluit van 20 december 2013 tot vaststelling van de verordening "Wijzigingsverordening Verordening Luchthavens Provincie Limburg" opgekomen proceskosten ten aanzien van:
a. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van € 3223,84 (zegge: tweeëndertighonderddrieëntwintig euro en vierentachtig cent), waarvan € 1225,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. [appellante sub 2] tot een bedrag van € 1332,28 (zegge: dertienhonderdtweeëndertig euro en achtentwintig cent),waarvan € 1225,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat provinciale staten van Limburg aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a. € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
b. € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) voor [appellante sub 2]
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Melenhorst
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
490.