ECLI:NL:RVS:2015:1353

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201404125/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2014. Het betreft een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, dat door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch gedeeltelijk is toegewezen. Het college heeft op 7 oktober 2013 besloten om informatie te verstrekken, maar heeft het verzoek niet volledig ingewilligd. Hierop heeft [appellant] bezwaar gemaakt, dat door het college op 5 december 2013 ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 2 april 2014 het beroep van [appellant] tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 23 april 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift de gronden herhaald die hij eerder bij de rechtbank heeft aangevoerd, zonder nieuwe argumenten te presenteren. De rechtbank had deze gronden gemotiveerd weerlegd en geconcludeerd dat het besluit van 5 december 2013 in rechte stand kan houden. De Afdeling heeft geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is, omdat [appellant] niet heeft aangetoond dat de eerdere uitspraak onjuist was. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, en mr. I.S. Vreken-Westra als griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 april 2015.

Uitspraak

201404125/1/A3.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 2 april 2014 in zaak nr. 14/230 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2013 heeft het college het verzoek van [appellant] om ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur informatie aan hem te verstrekken, gedeeltelijk toegewezen.
Bij besluit van 5 december 2013 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 april 2014 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2015, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Bijleveld en mr. P.J.A.M. van Sleuwen, beiden werkzaam bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Hetgeen [appellant] als gronden in zijn hogerberoepschrift aanvoert, is een letterlijke herhaling van de gronden die hij in beroep bij de rechtbank heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden gemotiveerd weerlegd, waarbij zij tot het oordeel is gekomen dat het besluit van 5 december 2013 in rechte stand kan houden. [appellant] heeft in zijn hogerberoepschrift niet uiteengezet, dat en waarom het desbetreffende oordeel onjuist is. Gelet hierop kan het aangevoerde niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken-Westra, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Vreken-Westra
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
434-816.