ECLI:NL:RVS:2015:1365

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201406747/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.A.A. Mondt-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Herziening Buitengebied Abcoude en de rechtsgeldigheid van de bestemming voor opslag en woningbouw

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van het bestemmingsplan "Herziening Buitengebied Abcoude", vastgesteld door de raad van de gemeente De Ronde Venen op 5 juni 2014. Appellant A, wonend in Waverveen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij zich niet kan verenigen met de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "bedrijfswoning uitgesloten" en "opslag" die aan zijn perceel zijn toegekend. Hij wenst op het perceel een nieuwe woning te bouwen en mantelzorg te verlenen, maar de raad stelt dat dit in strijd is met het gemeentelijk beleid dat het aantal niet-agrarisch gerelateerde woningen in het buitengebied wil beperken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 maart 2015 behandeld. De raad heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de bestemming "Bedrijf" passend is en dat de opslagfunctie in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid. De Afdeling heeft de beroepsgronden van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestemming van het perceel niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft ook overwogen dat de door appellant gewenste ruimere bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan onder de huidige bestemming.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, en is openbaar uitgesproken op 29 april 2015.

Uitspraak

201406747/1/R2.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B] (hierna: tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Waverveen, gemeente De Ronde Venen,
en
de raad van de gemeente de Ronde Venen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juni 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Herziening Buitengebied Abcoude" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 maart 2015, waar [appellant] in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door drs. H.P. van Berkel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een plan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemming "Bedrijf" en de aanduidingen "bedrijfswoning uitgesloten" en "opslag" toegekend aan zijn perceel kadastraal bekend gemeente Abcoude, sectie H, nummer 18, plaatselijk bekend [locatie] te Abcoude (hierna: het perceel) omdat op het perceel geen woning kan worden opgericht. Hij wenst op het perceel een nieuwe woning te bouwen en tevens in de toekomst mantelzorg te verlenen. Voorts betoogt [appellant] dat ten onrechte uitsluitend opslag is toegestaan en niet ruimere bedrijfsactiviteiten mogelijk zijn zoals het bewerken en vervaardigen van goederen. Hij betoogt dat dit bestaand gebruik betreft dat ten onrechte is wegbestemd. Tevens betoogt hij dat ook de richtafstanden uit de VNG-brochure niet in de weg staan aan dit ruimere gebruik. Ten slotte heeft [appellant] betoogd dat het plan niet uitvoerbaar is omdat geen rekening is gehouden met planschade ten gevolge van de beperking van het gebruik tot opslag.
3. De raad stelt zich op het standpunt dat het realiseren van een nieuwe woning op het perceel zich niet verdraagt met het gemeentelijk ruimtelijke beleid dat er op is gericht om het aantal niet-agrarisch gerelateerde woningen in het buitengebied niet te laten toenemen. Voorts stelt de raad dat geen sprake is van het wegbestemmen van bestaand (legaal) gebruik. Gelet op de woningen in de omgeving en de situering in het buitengebied acht de raad de opslagfunctie een passende functie en wenst hij niet mee te werken aan een ruimer bedrijfsmatig (niet-agrarisch) gebruik.
4. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 23 november 2011, no. 201001950/1/R2 het besluit dat strekt tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Abcoude voor zover dat betrekking heeft op de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Wonen" toegekend aan het perceel ter plaatse van de twee schuren vernietigd. De Afdeling heeft daartoe overwogen dat de toegekende bestemming niet strekt tot een goede ruimtelijke ordening omdat zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet mogelijk is omdat de schuren geen bijgebouw bij een van de twee (naastgelegen) woningen van derden zijn en ook niet als zodanig worden gebruikt. Het gebruik van de schuren ten behoeve van opslag van een elders gevestigd bedrijf is niet toegestaan onder de woonbestemming. De raad zal volgens deze uitspraak dienen te bezien of een passende bestemming kan worden toegekend die ten minste het gebruik van de schuren ten behoeve van opslagactiviteiten mogelijk maakt. In het plan is de betreffende planregeling gewijzigd.
5. Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Bedrijf" aangewezen gronden bestemd voor bedrijven genoemd in categorie 1 en categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in bijlage 2 van deze regels, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "opslag", waar uitsluitend bedrijfsmatige opslag binnen de bedrijfsgebouwen is toegestaan. Per bouwvlak mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, met uitzondering van de ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" aangegeven gronden, waarvoor geldt dat geen bedrijfswoning is toegestaan.
6. De toegekende bedrijfsbestemming met de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" maakt ter plaatse geen woning mogelijk, zoals [appellant] wenst.
6.1. In de Structuurvisie Buitengebied gemeente Abcoude van juli 2009 heeft de raad als algemene beleidslijn neergelegd dat nieuwbouw ten behoeve van het wonen in het plangebied geweerd wordt, teneinde te voorkomen dat meer woningen in het plangebied worden gebouwd die geen functionele binding met het landelijk gebied hebben. De Afdeling acht dit beleid niet onredelijk. Het niet toelaten van een nieuwe woning op het bestreden plandeel is in overeenstemming met dit beleid. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat dit beleid in geval van [appellant] niet gevolgd had mogen worden. Het betoog faalt.
7. De toegekende bedrijfsbestemming met de aanduiding "opslag" maakt ter plaatse uitsluitend bedrijfsmatige opslag binnen de bedrijfsgebouwen mogelijk en niet een ruimer bedrijfsmatig gebruik zoals het bewerken en vervaardigen van goederen, dat [appellant] wenst.
7.1. Ten aanzien van de stelling van [appellant] dat het ruime bestaande bedrijfsmatige gebruik ten onrechte is wegbestemd, overweegt de Afdeling als volgt.
7.2. In het voorgaande geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1976" van de toenmalige gemeente Abcoude, dat is gaan herleven naar aanleiding van de vorengenoemde uitspraak van de Afdeling, was aan de gronden ter plaatse van de grootste noordelijk gelegen schuur op het perceel de bestemming "Woondoeleinden" toegekend en ter plaatse van de andere schuur de bestemming "Agrarische doeleinden". Gronden met de bestemming "Woondoeleinden" waren bestemd voor vrijstaande eengezinshuizen met bijgebouwen. Gronden met de bestemming "Agrarische doeleinden" waren bestemd voor landbouw en het behoud van de openheid van het landschap. Het door [appellant] gewenste ruimere bedrijfsmatig gebruik zoals het bewerken en vervaardigen van goederen was niet mogelijk binnen de destijds geldende bestemmingen.
7.3. Ingevolge artikel 25, leden B en C, eerste lid, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 1976" mag het op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt bestaande gebruik van gronden en opstallen dat met het in het plan voorgeschreven gebruik in strijd is worden voortgezet. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het door hem gewenste bedrijfsmatige gebruik onder de reikwijdte van deze overgangsbepaling viel en met het onderhavige plan opnieuw onder het overgangsrecht is gebracht omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat sinds het voorgaande plan in 1977 rechtskracht verkreeg de schuren en omliggende gronden onafgebroken in gebruik waren voor een ruimer bedrijfsmatig gebruik dan opslag. Het betoog faalt.
7.4. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat gelet op de woningen in de omgeving en de situering in het buitengebied de opslagfunctie een passende functie is en een ruimer bedrijfsmatig (niet-agrarisch) gebruik niet wenselijk is. Dat gelet op de afstanden die zijn aanbevolen in de VNG-brochure dit gebruik wel mogelijk is, wat daar ook van zij, betekent niet dat de raad dit had moeten toestaan.
8. Ten slotte heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de eventuele planschade die zou kunnen ontstaan als gevolg van de vaststelling van het plan zodanig hoog is dat de gemeente die financieel niet kan dragen en dat de uitvoerbaarheid van het plan aldus niet is verzekerd. Dat de planregeling leidt tot een zodanige waardedaling van onroerende goederen dat de gevolgen daarvan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen, heeft [appellant] evenmin aannemelijk gemaakt. Het betoog faalt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.
w.g. Mondt-Schouten w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
224.