201408275/1/A4.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te onderscheidenlijk Hooghalen en Beilen, gemeente Midden-Drenthe,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 augustus 2014 in zaak nr. 13/745 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Drenthe.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft het college aan Dienst Landelijk Gebied regio Noord (thans: Prolander) een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een ecologische verbindingszone te Laaghalerveen tussen het Hijkerveld en het Witterveld.
Bij besluit van 19 augustus 2013 heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 19 februari 2014 heeft het college opnieuw op het bezwaar beslist, het bezwaar gegrond verklaard en naar aanleiding daarvan de bestektekeningen aangepast.
Bij uitspraak van 28 augustus 2014 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 april 2015, waar [appellant A] en [appellant B], bij monde van [appellant B], en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Klerk en M. Blaauw, zijn verschenen. Voorts is Prolander, vertegenwoordigd door ing. A. van Lubek, ter zitting gehoord.
Overwegingen
1. De verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op een project bestaande uit het graven van een nieuwe hoofdwatergang, het dempen van een watergang, het graven van een nieuwe schouwsloot en het dempen van een bestaande schouwsloot.
2. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college hen ten onrechte niet persoonlijk op de hoogte heeft gesteld van de aanvraag om de omgevingsvergunning.
2.1. Ingevolge artikel 3.8 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) geeft het bevoegd gezag bij de toepassing van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht tevens onverwijld kennis van de aanvraag om een omgevingsvergunning in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Het vermeldt daarbij de in artikel 3.1, tweede lid, bedoelde datum waarop de aanvraag is ontvangen.
2.2. Niet in geschil is dat de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is op het geding. Het college heeft de aanvraag conform artikel 3.8 van de Wabo op 10 augustus 2011 in de Gemeenteberichten in het wekelijks verschijnend huis-aan-huisblad "De krant van Midden-Drenthe" gepubliceerd. De reguliere voorbereidingsprocedure uit de Wabo vereist niet dat eigenaren van percelen grenzend aan het project waarvoor een omgevingsvergunning is gevraagd persoonlijk op de hoogte worden gesteld van de aanvraag. De rechtbank heeft dan ook terecht geen gebrek in de kennisgeving van de aanvraag gezien.
Het betoog faalt.
3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met hun belangen. Zij voeren in dit verband aan dat zij bezwaren hebben tegen het niet adequaat oplossen van drainageproblemen, het onnodig graven van sloten zonder waterhuishoudkundige functie en het onderhouden hiervan. Voorts betogen [appellant A] en [appellant B] dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft gesteld dat de voor het project verleende watervergunning onherroepelijk is. Zij betwisten de onherroepelijkheid van de watervergunning, omdat zij in de procedure tot vaststelling van het besluit tot verlening daarvan niet zijn gehoord noch geïnformeerd, terwijl deze vergunning wel gevolgen voor hen heeft.
3.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan is bepaald.
Ingevolge artikel 2.11, eerste lid, wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is.
3.2. Niet in geschil is dat ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Midden-Drenthe" op de hier aan de orde zijnde percelen de bestemmingen "Agrarisch met waarden-1", "Agrarisch met waarden-2", "Natuur", "Waarde-Archeologie 1", "Waarde-Archeologie 2", "Waarde-Archeologie 3", "Algemene aanduidingsregels", "Geluidszone-industrie" en "Milieuzone-hydrologische beïnvloeding" rusten. Ingevolge de artikelen 4.7, 5.7, 20.5, 32.4, 33.4 en 34.4 van de planvoorschriften is voor de werkzaamheden waarop de aanvraag ziet een vergunning nodig.
Gelet op artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo kon de aangevraagde omgevingsvergunning slechts worden geweigerd in het geval de activiteiten waarvoor de vergunning is gevraagd in strijd met het bestemmingsplan zouden zijn. Nu [appellant A] en [appellant B] niet betwisten dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied Midden-Drenthe" heeft de rechtbank het beroep van [appellant A] en [appellant B] terecht ongegrond verklaard. Zoals door de rechtbank terecht is overwogen, zijn de door [appellant A] en [appellant B] naar voren gebrachte gronden van waterhuishoudkundige aard en konden die gronden op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo niet leiden tot weigering van de aangevraagde vergunning.
Overigens is de door het Waterschap Reest en Wieden op 9 juli 2013 verleende watervergunning op 19 juli 2013 gepubliceerd. Omdat tegen deze vergunning vervolgens geen bezwaar is gemaakt, is de watervergunning zoals het college terecht heeft gesteld onherroepelijk geworden.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Timmerman-Buck w.g. De Jong
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
628.