ECLI:NL:RVS:2015:1382

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
201407058/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot kinderopvangtoeslag door Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 9 juli 2014 geoordeeld dat de Belastingdienst het voorschot kinderopvangtoeslag van de wederpartij voor het jaar 2009 ten onrechte had herzien naar nihil. De Belastingdienst had dit besluit genomen op 17 oktober 2012, en het bezwaar van de wederpartij tegen dit besluit was ongegrond verklaard op 12 juni 2013. De rechtbank oordeelde dat de wederpartij voldoende bewijs had geleverd dat de gastouderopvang had plaatsgevonden, ondanks dat de overeenkomst met het gastouderbureau niet alle vereiste gegevens bevatte. De Belastingdienst ging in hoger beroep, stellende dat de rechtbank niet had onderkend dat de overeenkomst de gegevens moest bevatten zoals vermeld in de Regeling Wet kinderopvang. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 30 maart 2015 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte de in beroep overgelegde overeenkomst niet buiten beschouwing had gelaten. De Afdeling concludeerde dat de wederpartij niet had aangetoond dat de gastouderopvang had plaatsgevonden op basis van een overeenkomst die voldeed aan de eisen van de Wko. Het hoger beroep van de Belastingdienst werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst werd alsnog ongegrond verklaard.

Uitspraak

201407058/1/A2.
Datum uitspraak: 29 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2014 in zaak nr. 13/4629 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag van [wederpartij] voor het jaar 2009 herzien naar nihil.
Bij besluit van 12 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2014 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2015, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, aldaar werkzaam, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. E. Kocabas-Güler, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko), zoals deze luidde ten tijde van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk, indien het betreft gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 52 geschiedt kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang (hierna: de Regeling), zoals deze luidde ten tijde van belang, bevat de administratie van een gastouderbureau tevens de volgende gegevens: afschriften van alle met vraagouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten, vermeldende per overeenkomst: de voor de gastouderopvang te betalen prijs per uur en, indien van toepassing, de bemiddelingskosten, naam, geboortedatum, adres, postcode en woonplaats van het kind, het aantal uren gastouderopvang per kind per jaar, evenals de duur van de overeenkomst.
2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft aan het besluit van 12 juni 2013 ten grondslag gelegd dat de gastouderopvang niet heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko, omdat op de overeenkomst het adres, postcode en woonplaats van het kind, de bemiddelingskosten, de te betalen uurprijs en het aantal opvanguren per jaar ontbreken. Voorts heeft [wederpartij] met de overgelegde bewijsstukken niet aangetoond kosten van kinderopvang te hebben betaald.
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit artikel 52 van de Wko niet volgt dat de overeenkomst de in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling vermelde gegevens dient te bevatten. Het ontbreken van die gegevens in de met het gastouderbureau gesloten overeenkomst kan daarom niet aan [wederpartij] worden tegengeworpen. Daar komt bij dat [wederpartij] in beroep nog een overeenkomst heeft overgelegd die wel alle benodigde gegevens bevat.
4. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de overeenkomst de gegevens, vermeld in artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling, dient te bevatten.
De Belastingdienst/Toeslagen betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte waarde heeft gehecht aan de in bezwaar en beroep overgelegde overeenkomsten. De Belastingdienst/Toeslagen voert hiertoe aan dat in de in bezwaar overgelegde overeenkomst onder meer de dagtekening, het aantal uren opvang en de uurprijs ontbreken. De Belastingdienst/Toeslagen voert voorts aan dat de in beroep overgelegde overeenkomst niet kan dienen als bewijs dat in 2009 gastouderopvang heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko. De dienst wijst er in dit verband op dat de overeenkomst pas in beroep is overgelegd, ondanks zijn verzoek van 22 oktober 2011 om elk contract met het gastouderbureau te overleggen. Daarnaast komt de in beroep overgelegde overeenkomst wat betreft het aantal uren gastouderopvang niet overeen met het aantal uren in de aanvraag en de in bezwaar overgelegde overeenkomst tussen [wederpartij] en de gastouder. De Belastingdienst/Toeslagen wijst er voorts op dat van het betrokken gastouderbureau vaker pas in bezwaar of beroep nieuwe overeenkomsten zijn overgelegd en via een website van het gastouderbureau telkens nieuwe overeenkomsten kunnen worden opgevraagd.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 januari 2014 in zaak nr. 201308683/1/A2), valt uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling af te leiden dat bedoeld is dat, aan de hand van de in deze bepaling vermelde gegevens, onderzocht kan worden of de aanspraak van de ouder op en de hoogte van de overheidsbijdrage overeenkomt met de overeenkomst die de ouder heeft gesloten (Stcrt. 6 oktober 2004, nr. 192, blz. 6). Dit betekent dat de ouder, om aanspraak op kinderopvangtoeslag te kunnen maken, inzicht dient te geven in de met het gastouderbureau gemaakte afspraken over de gastouderopvang door een akte van een overeenkomst over te leggen, waaruit die afspraken blijken.
[wederpartij] heeft naar aanleiding van een verzoek om informatie van de Belastingdienst/Toeslagen van 22 oktober 2011, op 17 november 2011 een overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau overgelegd. In deze overeenkomst zijn niet de voor gastouderopvang te betalen prijs per uur, het aantal uren gastouderopvang en de dagtekening vermeld. In bezwaar heeft zij vervolgens een andere overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau overgelegd waarin evenmin de voor gastouderopvang te betalen prijs per uur en het aantal uren gastouderopvang zijn vermeld. Daarnaast heeft zij in bezwaar een overeenkomst tussen haar en de gastouder overgelegd. In beroep heeft zij nog een andere overeenkomst tussen haar en het gastouderbureau overgelegd waarin wel de eerder ontbrekende gegevens zijn vermeld. [wederpartij] heeft geen verklaring kunnen geven waarom zij deze overeenkomst niet eerder heeft kunnen overleggen. Voorts heeft zij geen verklaring kunnen geven waarom voor dezelfde periode verschillende overeenkomsten zijn opgesteld. Ook wijkt het aantal uren gastouderopvang in deze overeenkomst af van het aantal uren in de aanvraag en de overeenkomst tussen [wederpartij] en de gastouder, terwijl beide overeenkomsten dezelfde dagtekening bevatten, en komt de opmaak niet overeen met de eerder overgelegde overeenkomsten. Verder heeft [wederpartij] de stelling van de Belastingdienst/Toeslagen dat telkens nieuwe overeenkomsten via de website van het gastouderbureau kunnen worden opgevraagd niet weersproken.
Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte geen aanleiding gezien om de in beroep overgelegde overeenkomst buiten beschouwing te laten. Aangezien in de in bezwaar overgelegde overeenkomst de voor gastouderopvang te betalen prijs per uur en het aantal uren gastouderopvang niet zijn vermeld, heeft de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt gesteld dat [wederpartij] niet heeft aangetoond dat de gastouderopvang in het berekeningsjaar 2009 heeft plaatsgevonden op basis van een overeenkomst als bedoeld in artikel 52 van de Wko.
Het betoog slaagt.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige gronden geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 12 juni 2013 alsnog ongegrond verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2014 in zaak nr. 13/4629;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Verheij w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2015
97-809.