ECLI:NL:RVS:2015:147

Raad van State

Datum uitspraak
13 januari 2015
Publicatiedatum
21 januari 2015
Zaaknummer
201405841/1/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan Sprokkelenburg en de rechtszekerheid van de betrokken partijen

In deze tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gedateerd 13 januari 2015, wordt het bestemmingsplan "Sprokkelenburg" van de gemeente Culemborg beoordeeld. Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 33 vrijstaande woningen op de locatie van het voormalige sportpark Sprokkelenburg. De stichting Stichting Ruimtelijke Kwaliteit Sprokkelenburg en anderen hebben beroep ingesteld tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan, waarbij zij onder andere aanvoeren dat hun belangen onvoldoende zijn betrokken en dat er sprake is van onregelmatigheden in de procedure. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2014, waar de betrokken partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De Afdeling oordeelt dat de raad van de gemeente Culemborg beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan, maar dat deze vrijheid niet onbeperkt is. De Afdeling stelt vast dat er een gebrek is in de motivering van de raad met betrekking tot de actuele regionale behoefte aan de in het plan voorziene woningen. De raad wordt opgedragen om dit gebrek binnen 10 weken te herstellen. Tot die tijd wordt het besluit van de raad tot vaststelling van het bestemmingsplan geschorst. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen en de noodzaak om de rechtszekerheid voor betrokken partijen te waarborgen.

Uitspraak

201405841/1/R6.
Datum uitspraak: 13 januari 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
de stichting Stichting Ruimtelijke Kwaliteit Sprokkelenburg en anderen, alle gevestigd onderscheidenlijk wonend te Culemborg,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Culemborg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 mei 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Sprokkelenburg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Stichting RKS en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Stichting RKS en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 november 2014, waar Stichting RKS en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. A.B. van Rijn, advocaat te Leiden, en de raad, vertegenwoordigd door A. Gijzel, ing. A. Vader en ing. W. Konings, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Overwegingen
Toetsingskader
1. Ingevolge artikel 8:51d van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het plan
3. Het plan voorziet in de realisering van maximaal 33 vrijstaande woningen, ontsluitingswegen, groenvoorzieningen en waterberging op de locatie van het voormalige sportpark Sprokkelenburg aan de Lange Dreef te Culemborg.
Procedure
4. Stichting RKS en anderen kunnen zich niet verenigen met de wijze waarop het plan is vastgesteld. Zij betogen - kort weergegeven - onvoldoende inspraak te hebben gehad en dat hun belangen onvoldoende zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Ter onderbouwing hebben zij onder meer gewezen op de onjuiste weergave van het advies van de Adviesgroep Sprokkelenburg, het negeren van de door hen vroegtijdig aangedragen alternatieven voor de ontsluiting van het plangebied, de communicatie met de gemeente onder meer over het in standhouden van de onderbegroeiing langs de Lange Dreef en onregelmatigheden die zich volgens hen hebben voorgedaan in de procedure over de sloop van de opstallen in het plangebied.
4.1. Er is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging, zodat een ieder de mogelijkheid heeft gehad om over het ontwerpplan een zienswijze naar voren te brengen. Het bieden van inspraak maakt geen deel uit van de in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) geregelde bestemmingsplanprocedure. Het schenden van een inspraakverplichting, wat daar ook verder van zij, heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan.
Voor zover Stichting RKS en anderen wijzen op onregelmatigheden in de procedure rondom de sloop van de bestaande opstallen en de als gevolg daarvan gestelde schade overweegt de Afdeling dat deze bezwaren niet zien op het plan zelf en in deze procedure niet aan de orde kunnen komen.
Het betoog faalt.
Strijd met de Structuurvisie Culemborg 2030
5. Stichting RKS en anderen betogen dat de in het plan voorziene bebouwing een harde overgang van het stedelijk naar het landelijk gebied oplevert. Dit is volgens hen niet in overeenstemming met de doelstellingen in de gemeentelijke Structuurvisie Culemborg 2030 van 17 februari 2011 (hierna: structuurvisie). Zij voeren aan dat het plan bebouwing mogelijk maakt met een hoogte van 10,5 m en gemiddeld een omvang van 1100 m3, terwijl op korte afstand van het plangebied in het buitengebied tot maximaal 8 m hoog gebouwd mag worden. Volgens Stichting RKS en anderen wordt geen kwaliteit toegevoegd aan het gebied, bestaande uit voormalige sportvelden en een bomenrij met onderbeplanting, maar neemt de kwaliteit van het gebied af.
5.1. In de plantoelichting is in paragraaf 2.2.1 uiteengezet dat in de structuurvisie is geconstateerd dat in Culemborg geen of onvoldoende samenhang bestaat tussen de verschillende wijken en tussen het stedelijke gebied en het omringende buitengebied. Naast het voltooien van de benodigde woningbouwcapaciteit is het onderling verbinden van de wijken en het stedelijke gebied met het buitengebied het centrale thema in de structuurvisie. Over het gebied Sprokkelenburg is in de structuurvisie opgenomen dat in dit gebied woningbouw kan worden gerealiseerd wanneer de sportclub is verplaatst. De raad heeft toegelicht dat het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Culemborg en dat de rand van het plangebied bestaat uit een bomenrij met onderbeplanting. Het plan legt volgens de raad een verbinding tussen het openbare groen in de wijk en het buitengebied in de vorm van twee wigvormige open ruimtes. De voorziene woningen staan volgens de raad niet, zoals de woningen in de rest van de oostelijke stadsrand, met hun voorzijde aan de ontsluitingsweg direct aan het buitengebied maar aan een interne ontsluitingsweg. De oostrand van de wijk bestaat daardoor vooral uit tuinen. Door de groene beplantingsrand in de stedenbouwkundige opzet, de open groene wiggen en de lage bebouwingsdichtheid wordt volgens de raad op een geleidelijke manier een verbinding gelegd tussen het stedelijke gebied en het buitengebied. Volgens de raad voegt de aandacht voor de overgang van stedelijk naar landelijk gebied ruimtelijke kwaliteit toe aan de stad en het landschap. De raad stelt dat het plan in overeenstemming is met de structuurvisie.
5.2. Gelet op de door de raad gegeven schriftelijke en mondelinge toelichting ziet de Afdeling in hetgeen Stichting RKS en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de structuurvisie.
Het betoog faalt.
Rechtszekerheid
6. Stichting RKS en anderen betogen dat het plan in strijd is met de rechtszekerheid. Zij voeren aan dat het plan en de zogenoemde kavelpaspoorten niet met elkaar in overeenstemming zijn en dat niet duidelijk is hoe het plangebied zal worden ingericht. Zo mogen er volgens de kavelpaspoorten 27 woningen in het plangebied met een kavelgrootte van 746 m2 worden gerealiseerd, maar biedt het plan de mogelijkheid om 33 tot 36 woningen te realiseren met een gemiddelde kavelgrootte van 700 m2. Verder voeren zij aan dat de methodiek van kavelpaspoorten onvoldoende waarborgen geeft voor het in stand houden van de kwaliteit van de leefomgeving. De in de kavelpaspoorten opgenomen bouwvolumes bedragen 2 tot 2,5 keer meer dan de bestaande bouwvolumes in de omgeving en tasten daarmee volgens Stichting RKS en anderen het beeld van de wijk aan.
6.1. De raad stelt dat ten behoeve van de inpassing in de omgeving in het plan diverse uitgangspunten zijn vastgelegd, zoals de bouwhoogte, de diepte van achter- en voortuinen en de mogelijkheid bijgebouwen op te richten. Ter illustratie is volgens de raad een indicatieve verkaveling gemaakt met een gevarieerde opzet met grote en kleinere kavels. Deze kavelpaspoorten kunnen worden gewijzigd en dienen te voldoen aan de uitgangspunten van het plan, aldus de raad. Doordat de bebouwingsdichtheid maximaal acht woningen per hectare beslaat, brede bermen langs wegen en paden in het plan zijn opgenomen en is voorzien in een groene afscheiding met de naastgelegen wijk is volgens de raad het plan stedenbouwkundig en landschappelijk ingepast. Daarbij stelt de raad rekening te hebben gehouden met omwonenden aan de Lange Dreef door aan die zijde van het plangebied deels een lagere maximale bouwhoogte toe te staan.
6.2. In beginsel behoort het tot de beleidsvrijheid van de raad om de mate van gedetailleerdheid van een plan te bepalen. Het systeem van de Wro brengt mee dat in een bestemmingsplan globale bestemmingen kunnen worden opgenomen die niet meer hoeven te worden uitgewerkt. Of een dergelijke bestemmingsregeling uit een oogpunt van rechtszekerheid aanvaardbaar is, dient per geval aan de hand van de zich voordoende feiten en omstandigheden te worden beoordeeld.
6.3. Blijkens de verbeelding bestaat het plangebied uit woonbestemmingen omgeven door een strook groenbestemmingen en een deel verkeersbestemmingen waarbij de wegenstructuur is vastgelegd. Tussen de Lange Dreef en de woonbestemmingen in het plan zijn een waterbestemming en een groenbestemming opgenomen.
In artikel 6 van de planregels zijn bouw- en gebruiksregels opgenomen die gelden binnen de bestemming "Wonen". Daarin is in samenhang bezien met de verbeelding, onder meer vastgelegd dat maximaal 33 vrijstaande woningen mogen worden gebouwd met een maximale bouw-/goothoogte van 10,5 m met uitzondering van de voorziene woningen aan de Lange Dreef waar deels een maximum bouw-/goothoogte van 7,5 m geldt. Verder zijn in de planregels de situering van de woningen ten opzichte van de perceelsgrenzen en de inhoud van de totale bebouwing, het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen gemaximeerd. Ter zitting heeft de raad toegelicht flexibiliteit te willen behouden als het gaat om de kavelgrootte om te kunnen inspelen op de marktvraag.
Gelet op het voorgaande is met de planregels voldoende inzicht gegeven in de inrichting van het gebied en heeft de raad in redelijkheid kunnen afzien van een verdere detaillering van het plan. Daarbij merkt de Afdeling op dat het toepassen van kavelpaspoorten niet leidt tot een ander plan nu de kavelpaspoorten dienen te voldoen aan de in het plan vastgestelde regels. In hetgeen is aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de rechtszekerheid.
Het betoog faalt in zoverre.
6.4. Gelet op de door de raad gegeven uiteenzetting alsmede gelet op hetgeen onder 5.1 is overwogen, heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met de in het plan opgenomen regeling een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd.
Het betoog faalt.
Verkeersaspecten
7. Stichting RKS en anderen betogen dat het verkeer op de Lange Dreef zal toenemen als gevolg van het plan. De raad heeft volgens hen de verkeersgeneratie vanwege het plan te laag geschat. Daartoe voeren zij aan dat de raad teveel gewicht heeft toegekend aan de mogelijkheid van thuiswerken en ten onrechte is uitgegaan van één auto per woning. Verder voeren zij aan dat de Lange Dreef weliswaar een 30 km weg is, maar dat daar regelmatig veel harder wordt gereden. Volgens hen is de toekomstige verkeerssituatie niet vergelijkbaar met het verkeer dat tijdens wedstrijddagen van de voetbalvereniging gebruik maakte van de Lange Dreef, omdat de wedstrijden alleen in het weekend waren en het plan dagelijks tot meer verkeer op de Lange Dreef leidt.
Voorts voeren Stichting RKS en anderen aan in een vroeg stadium van de planontwikkeling diverse alternatieven te hebben aangedragen voor de ontsluiting van het plangebied, maar dat deze ten onrechte zijn verworpen. Volgens hen is het aanleggen van een uitgang in de zuidwesthoek van het plangebied aan de kant van de Wilhelminadreef een beter alternatief, aangezien daar geen woningen staan en daar geen hinder wordt ondervonden van inschijnende koplampen van auto’s. Verder is volgens hen deze route beter bereikbaar voor hulpdiensten en hoeft de bestaande groenstructuur aan de Lange Dreef niet te wijken. Volgens Stichting RKS en anderen zijn de brandweer en andere hulpdiensten onvoldoende bij de planvorming en de wijze van ontsluiting van het plangebied betrokken.
7.1. Met betrekking tot het aspect verkeer heeft de raad zich bij de vaststelling van het plan gebaseerd op het rapport "Verkeersgegevens Sprokkelenburg" van 19 december 2012. Daarin staat in hoofdstuk 1 dat de verkeersaantrekkende werking van de in het plan voorziene ontwikkelingen steunt op de methodiek als geadviseerd in de publicaties van CROW. Aan de hand van kengetallen is per voorziene functie de verkeersgeneratie berekend. Daarbij is de verkeersgeneratie berekend bij de ontwikkeling van 25 en 36 woningen en uitgegaan van het kengetal 9.1 voor het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning. Uit het verkeersrapport volgt dat voor de mogelijkheid van werken aan huis, die in het plan wordt mogelijk gemaakt, het CROW voor de verkeersgeneratie de vuistregel hanteert van 2,5 maal het aantal arbeidsplaatsen. Deze zou in mindering moeten worden gebracht op de verkeersgeneratie voor woon-werkverkeer, maar nu thuiswerken ook verkeer genereert is een correctie van 50 procent toegepast. Volgens het verkeersrapport leiden de in het plan voorziene ontwikkelingen tot een verkeerstoename van 381,6 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal. De ontsluiting van het plangebied loopt via de Lange Dreef. De totale verkeersintensiteit op de Lange Dreef zal volgens hoofdstuk 4 van het verkeersrapport ongeveer 1600 motorvoertuigen per etmaal bedragen. Deze berekening is volgens het rapport uitgevoerd over de hoogste telling van het verkeer op de Lange Dreef nabij huisnummer 7, waarbij geen rekening is gehouden met de afname van het verkeer door het vertrek van de voetbalvereniging en de verdeling van het verkeer over de verschillende richtingen. Volgens het verkeersrapport is de Lange Dreef een 30 km weg waar volgens de richtlijnen uit de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom van 2004" van het CROW een verkeersintensiteit van 5000 tot 6000 motorvoertuigen per etmaal acceptabel is. De berekende verkeersintensiteit van 1600 motorvoertuigen per etmaal op de Lange Dreef, de door Sprokkelenburg zwaarst belaste weg, blijft volgens het rapport ruim binnen de adviezen van het CROW.
In aanvulling daarop stelt de raad dat de veiligheid op de Lange Dreef wordt verbeterd door de weg in te richten als 30 km zone met een kruispuntplateau ter plaatse van de geprojecteerde toegang naar het plangebied. Dit zal een positief effect hebben op de snelheid die op deze weg gereden wordt, aldus de raad. Verder stelt de raad dat ter vergelijking ook een berekening is gemaakt van de verkeersdruk voor het voormalige gebruik van het plangebied als voetbalcomplex. Toen kwam de verkeersdruk volgens de raad uit op 448 verkeersbewegingen.
7.2. De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. Uit het verkeersrapport volgt dat de berekening van de verkeersgeneratie is gebaseerd op de bouw van 36 woningen. Dit zijn meer woningen dan in het plan worden mogelijk gemaakt. Verder is uitgegaan van een ruim kengetal voor het aantal motorvoertuigbewegingen per woning en is ervan uitgegaan dat in elke woning een bedrijf aan huis wordt uitgeoefend. In hetgeen Stichting RKS en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad de verkeersbelasting van het plan te laag heeft geschat en zodoende verkeerd heeft gewogen.
7.3. Met betrekking tot de ontsluiting van het plangebied stelt de raad dat het plangebied alleen ter hoogte van het huidige parkeerterrein grenst aan een weg en dat daarom ervoor is gekozen het plangebied ter hoogte van het Meidoornpad te ontsluiten op de Lange Dreef. Een tweede ontsluitingsweg acht de raad gezien het beperkte aantal woningen niet nodig. Volgens de raad is de ontsluiting voorzien tegenover het Meidoornpad tussen de bestaande woningen. Deze woningen hebben volgens de raad een brede zijtuin en diepe voortuinen met hagen, terwijl bij een van de woningen een deel van de onderste woonlaag boven het maaiveld is gelegen waardoor de overlast van naar binnen schijnende koplampen beperkt is. De raad stelt dat zowel de politie als de brandweer akkoord zijn met deze ontsluiting en dat ook de fietsersbond na overleg hiermee heeft ingestemd. Verder stelt de raad dat de verschillende aangedragen alternatieven zijn onderzocht, maar dat deze minder geschikt zijn.
7.4. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
7.5. In de nota zienswijzen ontwerpbestemmingsplan "Sprokkelenburg" is over de door Stichting RKS en anderen naar voren gebrachte alternatieve ontsluiting via het terrein van de voormalige Julianaschool aan de Wilhelminadreef vermeld dat dit terrein geen eigendom meer is van de gemeente en dat het terrein wordt herontwikkeld tot appartementencomplex. Over het alternatief om te ontsluiten via de volkstuinen langs de Lange Dreef vermeldt de zienswijzennota dat deze ontsluiting verkeerstechnisch niet optimaal is en dat daarnaast meer gronden aangekocht dienen te worden. Een ontsluiting via de Achterlaan en de Burgemeester van Hoytemalaan is niet gewenst, omdat hierdoor een weg moet worden aangelegd door het monumentale park De Plantage, aldus de zienswijzennota.
7.6. De ontsluiting van het plangebied is voorzien tegenover het Meidoornpad en de woningen aan de [locaties]. De raad heeft alternatieve ontsluitingswegen bij zijn besluitvorming betrokken. De keuze van de raad voor onderhavige ligging van de ontsluitingsweg acht de Afdeling, gelet op de door de raad gegeven uiteenzetting over de nadelen die verbonden zijn aan de mogelijke alternatieve ontsluitingswegen, niet onredelijk. Niet in geschil is dat het gebruik van de voorziene ontsluitingsweg zal kunnen leiden tot lichtoverlast in de vorm van inschijnen van koplampen. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat de hellingshoek van de in- en uitrit naar het plangebied zal worden aangepast om deze hinder zoveel mogelijk te beperken. Verder is ter zitting de mogelijkheid besproken om beplanting aan te brengen tegen inschijnende koplampen van auto’s.
Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gemoeid bij de in het plan voorziene ontsluiting van het plangebied dan aan de belangen van Stichting RKS en anderen. Daarbij betrekt de Afdeling dat niet is gebleken dat de hulpdiensten onvoldoende bij de planvorming zijn betrokken.
Het betoog faalt.
Flora en fauna
8. Stichting RKS en anderen betogen dat uit de data van de vereniging Natuur- en Vogelwacht Culemborg volgt dat de groene specht, huismus, grutto, koekoek, kramsvogel, ringmus, steenuil, velduil en diverse vleermuissoorten voorkomen. Daarbij stellen zij genoemde soorten in de omgeving van het plangebied te hebben waargenomen, zodat het volgens hen waarschijnlijk is dat zij ook in het plangebied voorkomen. De raad stelt ten onrechte dat in het plangebied geen beschermde soorten voorkomen, terwijl een monitoringsrapport daaromtrent ontbreekt, aldus Stichting RKS en anderen. Voorts voeren zij aan dat in 2013 in strijd met de Flora- en faunawet de opstallen in het plangebied zijn gesloopt en vleermuisrustplaatsen zijn afgesloten.
8.1. De raad stelt dat uit het aan het plan ten grondslag gelegde natuuronderzoek volgt dat de door Stichting RKS en anderen genoemde soorten niet aanwezig zijn in het plangebied, maar wel in het naastgelegen park. Over de vleermuizen en de sloop van de bebouwing op het sportterrein brengt de raad naar voren dat geen vleermuizen zijn aangetroffen in deze bebouwing en dat deze bebouwing ongeschikt is gemaakt voor potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen alvorens de bebouwing is gesloopt. Door aan de randen van het plangebied vleermuiskasten op te hangen, waren er voor de vleermuizen voldoende alternatieve verblijfslocaties aanwezig waardoor de Flora- en faunawet niet is overtreden, aldus de raad.
8.2. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling geldt dan wel een ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Ffw. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de Ffw aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
8.3. Uit paragraaf 4.3.5 van de plantoelichting volgt dat in 2011 een onderzoek is verricht naar de voorgenomen ontwikkeling op natuurwaarden en beschermde soorten. De resultaten zijn neergelegd in het door Eco Groen opgestelde rapport "Quick-scan Natuurtoets herinrichtingsplan Sprokkelenburg". Daarin wordt aanbevolen dat werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Bij de beoogde plannen kunnen volgens het rapport exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieën verloren gaan. Voor de in de voorliggende situatie aanwezige of te verwachten tabel 1-soorten geldt in deze situatie echter automatisch een vrijstelling op grond van artikel 75 van de Ffw, aldus het rapport.
8.4. Stichting RKS en anderen hebben met de enkele stelling dat volgens de gegevens van Natuur- en Vogelwacht Culemborg beschermde soorten voorkomen in het plangebied, zonder dit nader te onderbouwen, niet aannemelijk gemaakt dat de raad niet van het door Eco Groen verrichte natuuronderzoek mocht uitgaan. Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Ffw op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
8.5. Voor zover Stichting RKS en anderen betogen dat bij de sloop van de bebouwing in het plangebied in strijd met de Ffw is gehandeld, overweegt de Afdeling dat dit geen betrekking heeft op onderhavig plan en in zoverre in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Het betoog faalt.
Watertoets
9. Stichting RKS en anderen voeren aan dat de aan het plan ten grondslag gelegde Watertoets en de daarin berekende waterberging ontoereikend is gezien de toename in verhard oppervlak en het ontbreken van drainage in het plangebied. Volgens Stichting RKS en anderen is gerekend met een onjuist beeld van de mate van verharding in de tijd dat in het plangebied een sportterrein met clubhuis aanwezig was. Volgens hen was er toen al sprake van wateroverlast. Dit zal volgens hen toenemen door het plan, nu het plan meer verharding mogelijk maakt door de ruime bouwmogelijkheden en doordat de tuinen bij de woningen zullen worden verhard. Zij vrezen dat de bestaande woning aan de Lange Dreef 2 te maken krijgt met schade als gevolg van wateroverlast. Deze woning ligt slechts op een afstand van 2 m van de watergang die als waterberging moet dienen. Er is verder volgens hen onvoldoende onderzoek gedaan naar de risico’s van toename van kwel door verstoring van de onderlaag, terwijl ook het waterschap geen goede voorspellingen kan doen over veranderingen in de kwelsituatie. Daarbij verwijzen zij naar een brief van het Waterschap Rivierenland van 23 juli 2013. Verder voeren zij aan dat de raad zich ten onrechte baseert op data uit de jaren zeventig en tachtig en een nieuw verricht monitoringsonderzoek. Dit monitoringsonderzoek is volgens Stichting RKS en anderen ten onrechte gebaseerd op peilbuizen aan de hoge kant van het terrein, die zij overigens nooit ter plaatse hebben waargenomen.
9.1. De raad stelt dat in overleg met het waterschap is onderzocht hoeveel waterberging in het plan moet worden opgenomen. De raad stelt daarbij te hebben betrokken dat het sportterrein werd gedraineerd en dat er een clubhuis, parkeerterrein en ontsluitingspad aanwezig waren. Dit is volgens de raad afgezet tegen de toekomstige bebouwing inclusief de tuinen, de ontsluiting en de waterberging. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het aan het plan ten grondslag gelegde rapport Waterhuishouding Sprokkelenburg te Culemborg uit juni 2013. Het waterschap heeft volgens de raad hierop positief gereageerd. Volgens de raad worden sinds mei 2013 in Sprokkelenburg metingen verricht die gebruikt gaan worden om de berekeningen uit de watertoets te verfijnen. De betreffende peilbuizen zijn volgens de raad zo geplaatst dat zij bij werkzaamheden niet in de weg staan en deze mogelijk ook na de werkzaamheden nog gebruikt kunnen worden voor de monitoring. Verder zijn volgens de raad de peilbuizen zo geplaatst dat zij niet beïnvloed kunnen worden door naastgelegen watergangen. De raad stelt dat de peilbuizen de grondwaterstand ten opzichte van NAP meten, zodat de hoogteligging van het terrein rondom de peilbuis niet van belang is. Met betrekking tot kwel stelt de raad dat in overleg met het waterschap zal worden bekeken of bij het aanleggen van de riolering bemaald moet worden en of het noodzakelijk is de bodem van de watergang van klei te voorzien in verband met mogelijk kwel en of het nodig is een stuwtje te plaatsen. Dit zal aan de orde komen bij de aanvraag om een watervergunning, aldus de raad. Verder zal voor het uitvoeren van de werkzaamheden een bemalingsadvies worden gemaakt, aldus de raad. Voorts stelt de raad niet bekend te zijn met de huidige wateroverlast ter plaatse van de [locatie].
9.2. In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is de waterparagraaf opgenomen. Deze is gebaseerd op de door HaskoningDHV Nederland B.V. verrichte watertoets waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Waterhuishouding Sprokkelenburg te Culemborg" van juni 2013. Volgens de in de plantoelichting en in paragraaf 4.4 van de Watertoets opgenomen bergingsbalans bedroeg ten tijde van de aanwezigheid van het sportterrein het verhard oppervlak 4850 m2 en zal na ontwikkeling van het plan het verhard oppervlak 14350 m2 bedragen. Met de in het plan opgenomen verbreding van de bestaande A-watergang langs de Lange Dreef is volgens de watertoets voldoende waterberging in het plan opgenomen. Stichting RKS en anderen hebben met hun niet nader onderbouwde stelling dat is gerekend met een onjuist beeld van de situatie toen het sportterrein nog als zodanig werd gebruikt, niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich in zoverre niet mocht baseren op het rapport.
9.3. Over kwel is in paragraaf 4.5 van het rapport vermeld dat extra kwel als gevolg van de aanleg van riolering de afname aan kwel door het verwijderen van de drainage ongeveer compenseert. De toename van kwel als gevolg van het verbreden van de A-watergang is volgens het rapport niet zodanig dat dit gecompenseerd dient te worden. De raad heeft in aanvulling daarop onweersproken naar voren gebracht dat bij een kweltoename in overleg met het waterschap hiertegen maatregelen getroffen kunnen worden. Gelet op het voorgaande en nu het waterschap geen opmerkingen heeft gemaakt over de verrichte Watertoets ziet de Afdeling in hetgeen Stichting RKS en anderen hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de gevolgen voor de kwelsituatie zodanig zullen zijn dat de raad het plan niet mocht vaststellen zonder hier nader onderzoek naar te doen.
Het betoog faalt.
Behoefte en uitvoerbaarheid van het plan binnen de planperiode
10. Stichting RKS en anderen voeren aan dat er in de Culemborgse- en Gelderse woningmarkt geen behoefte is aan de in het plan voorziene woningbouw in het dure segment. In dat kader voeren zij aan dat zich een krimp in de bevolkingsgroei voordoet in de regio Rivierenland waartoe Culemborg behoort en de woningbouw te lijden heeft onder de financiële crisis. Verder is er volgens hen een overcapaciteit van woningbouw in Gelderland en Rivierenland nu volgens provinciaal onderzoek tot 2020 in Rivierenland nog behoefte bestaat aan 9.000 woningen en reeds 22.000 woningen staan ingepland.
Voorts vrezen zij dat het plan niet uitgevoerd zal worden binnen de planperiode en dat zij jarenlang hinder zullen ondervinden van een bouwput in het plangebied. Daarnaast voeren zij aan dat de financiële haalbaarheid door de gebrekkige financiële onderbouwing niet aannemelijk is gemaakt. Zij wijzen daarbij op tekortkomingen in de begroting van de gemeente door tegenvallende projecten elders in Culemborg.
10.1. Ingevolge artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro voldoet de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, wordt verstaan onder stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
10.2. Het plan voorziet met de bouw van maximaal 33 woningen op een voormalig sportpark op de grens van stedelijk gebied en buitengebied, in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, in samenhang bezien met artikel 1.1.1, onder i, van het Bro. Dit betekent dat de raad het bestreden besluit diende te motiveren aan de hand van de stappen als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
10.3. In de plantoelichting is niet ingegaan op artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro. Weliswaar wordt in paragraaf 2.2.2 verwezen naar het Woonbehoefteonderzoek 2009 en de gemeentelijke Woonvisie 2010-2014, maar daarmee heeft de raad niet inzichtelijk gemaakt dat regionale behoefte bestaat aan de in het plan voorziene woningen in het dure segment. Het bestreden besluit is gelet op het voorgaande in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro.
Het betoog slaagt in zoverre.
10.4. De vrees van Stichting RKS en anderen dat zij gedurende lange tijd met een bouwput worden geconfronteerd, heeft geen betrekking op het plan, maar op de uitvoering daarvan. Mogelijke uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
Het betoog faalt in zoverre.
Bestuurlijke lus
11. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het in overweging 10.3 omschreven gebrek binnen de hierna te noemen termijn te herstellen. De raad dient daartoe deugdelijk te motiveren dat het plan voorziet in een actuele regionale behoefte aan de in het plan voorziene woningen, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro, dan wel het besluit te wijzigen. In het laatste geval dient het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden.
12. Gelet op de samenhang met het geconstateerde gebrek over de behoefte, wordt op de beroepsgrond over de financiële uitvoerbaarheid pas in de einduitspraak beslist.
13. De Afdeling ziet voorts aanleiding om, met toepassing van artikel 8:80b, derde lid, van de Awb, de na te melden voorlopige voorziening te treffen, teneinde te voorkomen dat zich onomkeerbare gevolgen voordoen.
Proceskostenveroordeling
14. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. draagt de raad van de gemeente Culemborg op om binnen 10 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:
- met inachtneming van overweging 10.3 het daar omschreven gebrek te herstellen en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;
II. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Culemborg van 21 mei 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Sprokkelenburg" tot het moment waarop de Afdeling einduitspraak doet dan wel het besluit van 21 mei 2014 anderszins onherroepelijk wordt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Van Buuren w.g. Alderlieste
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2015
590.