201500290/2/R2.
Datum uitspraak: 28 april 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoekster B], beiden wonend te Westbroek, gemeente De Bilt (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente de Bilt,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Maartensdijk 2012" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft Esconado Investment B.V. een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 april 2015, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. S. Land, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterkamp en A. van Breda, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Esconado Investment B.V., vertegenwoordigd door mr. W. van Galen, advocaat te Utrecht, en D. de Graaf, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] woont op het perceel [locatie] te Westbroek. Met het verzoek beoogt hij te voorkomen dat, voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure, op grond van het plan omgevingsvergunningen worden verleend voor de vestiging van een paardenhouderij op het perceel Kooijdijk 14 te Westbroek. Esconado Investment B.V., de eigenaar van het perceel Kooijdijk 14 te Westbroek, heeft ter zitting evenwel verklaard dat zij geen omgevingsvergunning voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zal aanvragen alvorens de Afdeling in de bodemprocedure uitspraak heeft gedaan. Onder deze omstandigheden is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van de verzochte voorziening kan rechtvaardigen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het betoog van [verzoeker] ter zitting dat een voorlopig rechtmatigheidsoordeel van belang kan zijn voor de verkoop van zijn woning, geen spoedeisend belang oplevert als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb.
3. De voorzieningenrechter wijst er tot slot op dat [verzoeker] een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kan indienen in het geval hij kennis neemt van een aanvraag om een omgevingsvergunning of zich andere omstandigheden voordoen die nopen tot het treffen van een voorlopige voorziening voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak.
4. Het verzoek dient te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Westland, griffier.
w.g. Koeman w.g. Westland
voorzieningenrechter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2015
683.