ECLI:NL:RVS:2015:1542

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
201408588/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.B.M.H. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beslissing van de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven inzake uitkering aan slachtoffer van stelselmatig huiselijk geweld

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 september 2014. De rechtbank had het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, nadat de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (CSG) op 1 oktober 2013 een uitkering van € 1.839,00 had gedaan aan [appellante] naar aanleiding van haar aanvraag wegens schade door geweldsmisdrijven. De CSG had later, op 10 maart 2014, het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaard, maar de uitkering met € 250,00 verhoogd. De rechtbank oordeelde dat de CSG in redelijkheid had kunnen besluiten dat [appellante] niet in aanmerking kwam voor een hogere uitkering op basis van de letsellijst die door de CSG was opgesteld.

Tijdens de zitting op 8 april 2015 heeft [appellante] betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij geen objectieve aanwijzingen had overgelegd voor een uitkering op basis van categorie 3 van de letsellijst. [appellante] stelde dat zij slachtoffer was van ernstig en seksueel geweld, en dat zij onder bedreiging van een pistool was gedwongen strafbare feiten te plegen. De rechtbank oordeelde echter dat de CSG zich terecht op het standpunt had gesteld dat [appellante] haar claims niet met objectieve stukken had onderbouwd. De rechtbank bevestigde dat de CSG de uitkering aan [appellante] in redelijkheid op € 2.089,00 had kunnen stellen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 mei 2015.

Uitspraak

201408588/1/A2.
Datum uitspraak: 13 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 september 2014 in zaak nr. 14/4529 in het geding tussen:
[appellante]
en
de commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: CSG).
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2013 heeft de CSG uit het schadefonds geweldsmisdrijven (hierna: het fonds) aan [appellante] € 1.839,00 uitgekeerd.
Bij besluit van 10 maart 2014 heeft de CSG het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de uitkering met € 250,00 verhoogd.
Bij uitspraak van 12 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De commissie heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2015, waar [appellante], bijgestaan door mr. I. van Baaren, advocaat te Rotterdam, en de CSG, vertegenwoordigd door mr. M. Zoethout, werkzaam aldaar, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven kunnen uit het fonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Bij de beoordeling van de hoogte van de uitkering uit het fonds hanteert de CSG het beleid dat is neergelegd in de Beleidsbundel.
Volgens paragraaf 1.2.4 van de Beleidsbundel heeft de CSG in samenwerking met haar medisch adviseurs een letsellijst ontwikkeld voor de beoordeling van het opgelopen letsel. Deze letsellijst is te raadplegen op de website van de CSG (www.schadefonds.nl) en geeft een indicatie welk letsel de CSG ernstig vindt en welk uitkeringsbedrag voor immateriële schade hierbij hoort. Het gaat hier dus om richtlijnen. In de letsellijst wordt onderscheid gemaakt tussen fysiek en psychisch letsel.
Volgens de letsellijst behoort tot categorie 2 onder meer huiselijk geweld waarbij over een langere periode sprake is van frequent fysiek geweld en/of bedreigingen met geweld (hierna: stelselmatig huiselijk geweld).
Tot categorie 3 behoort onder meer stelselmatig huiselijk geweld naar de aard (en gevolgen) ernstiger dan categorie 2, bijvoorbeeld ernstiger geweld, langere duur of hogere frequentie.
2. Aan het besluit van 1 oktober 2013 heeft de CSG ten grondslag gelegd dat [appellante] aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode van 2001 tot en met 2006 in Rotterdam slachtoffer was van stelselmatig huiselijk geweld en dat het daardoor opgelopen psychisch letsel valt onder categorie 2 van de letsellijst.
Bij besluit van 10 maart 2014 heeft de CSG het besluit van 1 oktober 2013 gehandhaafd, en in verband met een wijziging van het bij categorie 2 van de letsellijst behorende bedrag uit het fonds aan [appellante] een aanvullend bedrag van € 250,00 uitgekeerd. De CSG heeft zich in dat besluit verder op het standpunt gesteld dat [appellante] in bezwaar geen gegevens heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het letsel in een hogere categorie valt of gedurende een langere periode dan bij de aanvraag is aangegeven is gepleegd, zoals zij stelt.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen objectieve aanwijzingen heeft overgelegd op basis waarvan zij in aanmerking komt voor een uitkering op basis van categorie 3 van de letsellijst, omdat sprake is geweest van ernstig geweld, seksueel geweld, een hoge frequentie en een lange duur. Daarbij wijst [appellante] erop dat zij is bedreigd met een pistool en dat zij onder dreiging van geweld is gedwongen strafbare feiten te plegen.
3.1. Hoewel niet in geschil is dat [appellante] in de periode van 2001 tot en met 2006 slachtoffer is geweest van stelselmatig huiselijk geweld, en dit, naar [appellante] ter zitting heeft toegelicht, nog altijd ernstige gevolgen heeft voor het leven van haar en haar kinderen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de CSG zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] hetgeen zij heeft verklaard over bedreiging met een pistool en seksueel geweld niet met objectieve stukken heeft onderbouwd en daardoor niet aannemelijk heeft gemaakt. Dat geldt ook voor de stelling dat zij onder dreiging van geweld is gedwongen strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de CSG de uitkering aan [appellante] in redelijkheid op € 2.089,00 heeft kunnen stellen.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.H. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Dokkum
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2015
480-799.