ECLI:NL:RVS:2015:1579

Raad van State

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
201409364/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Wylerbaan 1b' vastgesteld door de raad van de gemeente Groesbeek

Op 20 mei 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellant, wonend te Groesbeek, en de raad van de gemeente Groesbeek. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Wylerbaan 1b', dat op 25 september 2014 door de raad is vastgesteld. De appellant heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat de bestemmingen in het plan niet in overeenstemming zijn met eerdere toezeggingen van de gemeente en dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom extensieve recreatie op de desbetreffende gronden is toegestaan.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 21 april 2015, waarbij zowel de appellant als de raad, vertegenwoordigd door ir. D.A.M.W. van Kessel, aanwezig waren. De Afdeling heeft overwogen dat de raad beleidsvrijheid heeft bij de vaststelling van bestemmingsplannen en dat deze beslissing terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan een juridisch-planologisch kader biedt voor de uitbreiding van de groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b.

De appellant betoogde dat de bestemming 'Tuin - Landschapstuin' ten onrechte is bestemd voor extensieve recreatie, omdat dit in strijd zou zijn met eerdere uitspraken van de gemeente. De Afdeling oordeelde echter dat de raad op basis van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van belangen andere bestemmingen en regels kan vaststellen. De Afdeling concludeerde dat de belangen van de appellant niet zwaarder wogen dan de belangen van de raad en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201409364/1/R2.
Datum uitspraak: 20 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Groesbeek,
en
de raad van de gemeente Groesbeek,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Wylerbaan 1b" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 april 2015, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ir. D.A.M.W. van Kessel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij] gehoord.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor een uitbreiding van de bestaande groepsaccommodatie aan de Wylerbaan 1b in Groesbeek.
3. [appellant] betoogt dat in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels de voor "Tuin - Landschapstuin" aangewezen gronden ten onrechte mede bestemd zijn voor extensieve recreatie. Hiertoe voert hij aan dat aan de in 2007 ten behoeve van de verbouwing en uitbreiding van de groepsaccommodatie verleende vrijstelling van het destijds geldende bestemmingsplan de voorwaarde was verbonden dat door gasten van de groepaccommodatie geen gebruik mag worden gemaakt van het bij de groepaccommodatie behorende terras en de rest van het erf, dat hij beroep heeft ingesteld tegen een weigering op zijn verzoek om handhavend op treden tegen gebruik van het terras en erf door gasten van de groepsaccommodatie en dat bij de behandeling van dat beroep ter zitting bij de rechtbank door de gemeente is verklaard dat ter zake geen concreet zicht op legalisering bestaat en ook korte tijd voor die zitting een verzoek van de eigenaar van de groepsaccommodatie om alsnog toe te staan dat zijn gasten gebruik mogen maken van het terras en de rest van het erf door de gemeente werd afgewezen.
Dat nu in het plan extensieve recreatie op de desbetreffende gronden wordt toegestaan is in strijd met hetgeen namens de gemeente destijds ter zitting van de rechtbank is verklaard. De raad heeft voorts onvoldoende deugdelijk gemotiveerd waarom extensieve recreatie thans wel toelaatbaar wordt geacht, aldus [appellant].
3.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.32, van de planregels wordt onder ‘extensieve recreatie’ verstaan: die vormen van openluchtrecreatie waarbij het verlangen naar rust voorop staat, het aantal recreanten (per tijdseenheid en/of oppervlakte-eenheid) beperkt is en waarvoor nauwelijks voorzieningen gebouwd dan wel aangelegd hoeven te worden.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, zijn de voor "Tuin - Landschapstuin" aangewezen gronden bestemd voor extensieve recreatie.
3.2. Dat voorheen gebruik van de gronden waaraan in het plan de bestemming "Tuin - Landschapstuin" is toegekend voor extensieve recreatie niet was toegestaan, betekent op zichzelf niet dat de raad dat gebruik in dit plan niet mogelijk kon maken. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen.
De raad heeft aan de bestemming van de desbetreffende gronden voor extensieve recreatie als motivering ten grondslag gelegd dat het voor de verhuurbaarheid en een duurzame exploitatie en ontwikkeling van de groepsaccommodatie belangrijk is dat gasten een buitenruimte ter beschikking hebben. Daarbij heeft de raad het belang van de omwonenden bij het voorkomen van geluidoverlast in aanmerking genomen door de gronden uitsluitend te bestemmen voor extensieve recreatie, waarbij het uitsluitend rustige en kleinschalige vormen van recreatie betreft zoals wandelen, verpozen of zonnebaden.
Mede gelet op de afstand van ongeveer 40 m tussen de woning van [appellant] en het plangebied, de op het perceel Wylerbaan 1b aanwezige houtwal en de tussen het perceel van [appellant] en het plangebied liggende hoofdontsluitingsweg met, naar de raad onweersproken heeft gesteld, een verkeersintensiteit van meer dan 8.000 motorvoertuigen per etmaal, heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling in beroep geen dusdanig zwaarwegende belangen gesteld dat de raad daaraan een zwaarder gewicht had moeten toekennen dan aan de met het plan gediende belangen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt dat artikel 4, lid 4.4.1, van de planregels onvoldoende waarborgt dat de gronden met de bestemming "Tuin - Landschapstuin" niet voor bedrijfsmatige recreatie worden gebruikt.
4.1. Ingevolge artikel 4, lid 4.4.1, van de planregels, wordt onder gebruik dat in strijd is met de bestemming "Tuin - Landschapstuin" in ieder geval begrepen het bedrijfsmatig recreatieve gebruik van gronden ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorziening toegestaan in het direct aangrenzende bestemmingsvlak "Recreatie - 1".
4.2. In voormelde planregel is het strijdig gebruik van de voor "Tuin - Landschapstuin" aangewezen gronden duidelijk en niet voor verschillende uitleg vatbaar weergegeven. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat artikel 4, lid 4.4.1, van de planregels niet handhaafbaar is, faalt het betoog reeds hierom. Voor zover [appellant] heeft beoogd te betogen dat gevreesd moet worden dat de desbetreffende gronden in strijd met de regels van het plan zullen worden gebruikt, wordt overwogen dat dit een aspect van handhaving betreft. Handhavingsaspecten zijn in de bestemmingsplanprocedure niet aan de orde, aangezien uitsluitend de toetsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voorligt.
Het betoog faalt.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2015
325-823.