ECLI:NL:RVS:2015:1620
Raad van State
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- J.J. van Eck
- F.D. van Heijningen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen verkeersboetes en Wob-verzoeken met betrekking tot misbruik van recht
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de hoger beroepen van de minister van Veiligheid en Justitie tegen uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank had eerder de beroepen van [appellante sub 2] gegrond verklaard en dwangsommen vastgesteld wegens het niet tijdig nemen van besluiten op Wob-verzoeken. De minister betoogde echter dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de faxberichten waarin de gronden van de administratief beroepen waren aangevuld, rechtsgeldige ingebrekestellingen bevatten. De minister stelde dat de ingebrekestellingen niet als zodanig herkenbaar waren en dat [appellante sub 2] misbruik maakte van de Wob-procedure om dwangsommen te incasseren.
De Afdeling oordeelde dat [gemachtigde], de rechtsbijstandverlener van [appellante sub 2], de Wob-verzoeken op een wijze had ingediend die de herkenning ervan bemoeilijkte. De verzoeken waren opgenomen in faxberichten die primair administratief beroep tegen verkeersboetes inhielden. De Afdeling concludeerde dat [gemachtigde] de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen had gebruikt met het kennelijke doel om ten laste van de overheid geldsommen te incasseren, wat blijk gaf van kwade trouw. Hierdoor werd de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in de beroepen van [appellante sub 2]. De hoger beroepen van de minister werden gegrond verklaard en de eerdere uitspraken van de rechtbank werden vernietigd.