ECLI:NL:RVS:2015:1684

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
27 mei 2015
Zaaknummer
201408300/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en bewijsvoering kosten door appellante

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep van [appellante] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het besluit, genomen op 21 juni 2013, herzag het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 en stelde dit vast op nihil. De Belastingdienst/Toeslagen baseerde deze herziening op het feit dat [appellante] niet had voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).

De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet had aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang had gemaakt in 2013, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor de kinderopvangtoeslag. [appellante] had weliswaar een jaaropgave overgelegd waaruit bleek dat het gastouderbureau een bedrag van € 6.981,64 aan de gastouder had doorbetaald, maar zij kon geen betaalgegevens overleggen, zoals bankafschriften of kwitanties, die aantonen dat zij deze kosten daadwerkelijk had betaald.

Tijdens de zitting op 11 mei 2015 werd de zaak behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De vertegenwoordigers van zowel [appellante] als de Belastingdienst/Toeslagen waren aanwezig. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellante] niet had aangetoond dat zij recht had op de kinderopvangtoeslag. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State werd op 27 mei 2015 openbaar uitgesproken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond.

Uitspraak

201408300/1/A2.
Datum uitspraak: 27 mei 2015
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 september 2014 in zaak nr. 14/1799 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellante] toegekende voorschot kinderopvangtoeslag over het berekeningsjaar 2013 herzien en vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 1 februari 2014 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 september 2014 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2015, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.H.G. Katz, advocaat te Rotterdam, en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. J.H.E. van der Meer, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge 1.3, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wkkp) is op de Wkkp de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, aanhef en onder b, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien het betreft gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 1.7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht, en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1º. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar,
2º. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3º. de soort kinderopvang.
Ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Awir, zoals die wet luidde ten tijde van belang, kan de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot op de tegemoetkoming herzien.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, verstrekt een belanghebbende de Belastingdienst/Toeslagen desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. Aan het besluit van 21 juni 2013, als gehandhaafd bij besluit van 1 februari 2014, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat de dienst de gevraagde gegevens niet heeft ontvangen, zodat [appellante] niet heeft voldaan aan de informatieplicht als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Awir.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij kosten van kinderopvang in 2013 heeft gehad en dat zij daarom niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag.
3.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 24 augustus 2011, in zaak nr. 201102962/1/H2), volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt op grond van artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en wat de hoogte is van deze kosten.
Op de door [appellante] overgelegde jaaropgave over 2013 staat vermeld dat het gastouderbureau een bedrag van € 6.981,64 aan de gastouder heeft doorbetaald en dat de bureaukosten van het gastouderbureau € 575,00 bedroegen. In totaal zouden de kosten van kinderopvang over 2013 neerkomen op een bedrag van € 7.556,64.
[appellante] heeft in het geheel geen betaalgegevens, zoals bankafschriften en kwitanties, overgelegd, waaruit blijkt dat zij voormelde kosten van kinderopvang heeft betaald. Nu [appellante] niet heeft aangetoond dat zij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt over 2013, heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kinderopvangtoeslag over 2013 kunnen herzien en vast kunnen stellen op nihil.
Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
w.g. Steendijk w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2015
97-680.